Confronteren: De leerkracht heeft in beide handen een stuiterbal en gooit deze hard op de grond. Welke bal stuitert hoger? Welke bal stuitert het langste door?
Verkennen: Inventariseren welke factoren het stuiteren van een bal beïnvloedden. Leerlingen experimenteren in groepjes. Leerkracht doet een stap terug en laat de leerlingen aanrommelen. Aan het einde inventariseert hij/zij bij leerlingen de vragen. Onderzoeksvraag wordt opgesteld.
Opzetten experiment: Leerlingen verzamelen benodigde materialen, bedenken hoe ze eerlijk gaan meten en bedenken in welke stappen ze het experiment gaan uitvoeren.
Uitvoeren experiment: Het experiment wordt uitgevoerd en de resultaten worden geordend (eventueel in grafiek/diagram genoteerd).
Concluderen: Er worden conclusies getrokken en er wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvraag.
Presenteren: De uitkomst van de onderzoeksvraag wordt gepresenteerd.
Verdiepen en verbreden: Er worden vervolgvragen bedacht die aansluiten op dit onderzoek.