Wiederholung Kapitel 3

Les
  • Huiswerk bespreken
  • Keuze: in stilte leren voor de toets of herhaling grammatica
  • Afsluiting: Quizlet Live
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les
  • Huiswerk bespreken
  • Keuze: in stilte leren voor de toets of herhaling grammatica
  • Afsluiting: Quizlet Live

Slide 1 - Tekstslide

Wiederholung Kapitel 3

Slide 2 - Tekstslide

Lidwoorden vervangen door persoonlijke voornaamwoorden
DER kan je vervangen door ER (hij)
DIE kan je vervangen door SIE (zij)
DAS kan je vervangen door ES (het)
Die (meervoud) kan je vervangen door SIE (meervoud)

Slide 3 - Tekstslide

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je: die Freundin vervangen?

Slide 4 - Open vraag

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je: das Zimmer vervangen?

Slide 5 - Open vraag

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je: das Heft vervangen?

Slide 6 - Open vraag

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je: der Gegenstand vervangen?

Slide 7 - Open vraag

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je: der Zettel vervangen?

Slide 8 - Open vraag

sein - Dein Haus ...... echt schön!
Stel deze zin staat op je toets, maar er staat geen lidwoord en je weet het lidwoord ook niet (der, die, das). Hoe los je het dan op?

enkelvoud woorden = je kijkt bij ER / SIE / ES
meervoud woorden = je kijkt bij SIE (meervoud)

Slide 9 - Tekstslide

Die E-Mailadresse ............ lang! (sein)

Slide 10 - Open vraag

dein Referat
A
enkelvoud - er/sie/es
B
meervoud - sie (mv)

Slide 11 - Quizvraag

meine Aufgabe
A
enkelvoud - er/sie/es
B
meervoud - sie (mv)

Slide 12 - Quizvraag

meine Hefte
A
enkelvoud - er/sie/es
B
meervoud - sie (mv)

Slide 13 - Quizvraag

sein Geschenk
A
enkelvoud - er/sie/es
B
meervoud - sie (mv)

Slide 14 - Quizvraag

Leren, leren, leren!

Slide 15 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van haben of sein in!

Slide 16 - Tekstslide

Der Junge ........... seine Oma schon lange nicht mehr gesehen (gezien).

Slide 17 - Open vraag

Warum ................ ihr um acht Uhr weggegangen (weggegaan) ?

Slide 18 - Open vraag

Das Baby .............. einen schönen Namen. Nicht wahr?

Slide 19 - Open vraag

Johanna ................ ist meine Schwester.

Slide 20 - Open vraag

Der Kameramann ...............ein netter Mann.

Slide 21 - Open vraag

.............. dein Bruder schon wieder krank (ziek)?

Slide 22 - Open vraag

Frau Hollestelle ... Lehrerin.

Slide 23 - Open vraag

Johann, wo...............du?

Slide 24 - Open vraag

Meine Eltern ............... unseren Großeltern eine Karte geschrieben.

Slide 25 - Open vraag

mannelijk = der
  • Mannelijke persoons- en dierennamen  
bijv. der Stier, der Wolf, der Hahn 
  • De namen van de dagen, maanden, jaargetijden, windrichtingen 
bijv. der Sonntag , der Januar, der Sommer, der Norden
  • De meeste stammen van werkwoorden
bijv. der Beginn (van beginnen), der Sitz (van sitzen)

Slide 26 - Tekstslide

vrouwelijk = die
  • Vrouwelijke persoons- en diernamen
bijv. die Kuh, die Katze
  • De meeste woorden die op een -e eindigen zijn vrouwelijk
bijv. die Adresse, die Toilette
  • Woorden die eindigen op -heit, -keit, -schaft, -ung, -ur, -ei, -ik, -ion, -tät
bijv. die Einheit, die Möglichkeit, die Freundschaft
  • de getallen
bijv. die Eins, die Zwei 


Slide 27 - Tekstslide

onzijdig = das
  • Veel onzijdige woorden in het Nederlands (het-woorden) zijn dat in het Duits ook.
bijv. das Pferd, das Fenster, das Lied, das Spiel 

  • Woorden eindigend op -chen of -lein (betekenis: -tje) 
bijv. das Löffelchen = het lepeltje, das Kindlein = het kindje 


Slide 28 - Tekstslide

De regels
1 Mannelijk (der)
Umlaut + e 
der Ball - die Bälle
2 vrouwelijk (die)
+(e)n
die Straße - die Straßen, die Prüfung - die Prüfungen
3 Onzijdig (das)
+e
das Heft - die Hefte
4 Mannelijke en onzijdige woorden die eindigen op -el, -en, -er blijven in het meervoud meestal onveranderd.
-
der Onkel - die Onkel
das Mädchen - die Mädchen
der Lehrer - die Lehrer
5 Veel woorden die eindigen op -a, -i, -0, -y
+s
das Handy - die Handys
die Oma - die Omas

Slide 29 - Tekstslide

Opmerkingen
Het lidwoord van het meervoud is altijd die. 

Een Umlaut (") kan alleen op een ä, ü of ö. Onthoud het ezelsbruggetje: ÄÜTÖ.
Bij au komt de Umlaut op de äu: das Haus, die Häuser


Slide 30 - Tekstslide

Opmerkingen
Bij vrouwelijke en onzijdige woorden treedt net als in het Nederlands een verdubbeling van de n of s op:
de vriendin - de vriendinnen - die Freundin, die Freundinnen
de gebeurtenis, de gebeurtenissen - das Ereignis, die Ereignisse

Als een vrouwelijk woord eindigt op -e, -el, -er, krijgt het meervoud alleen een -n.
die Cousine, die Cousinen
die Schwester, die Schwestern 

Slide 31 - Tekstslide

QUIZLET-LIVE
woordenschat oefenen!

Slide 32 - Tekstslide