H2 VWO GYM 2022 9 dec 2021

      Chapitre 2
À la caisse
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

      Chapitre 2
À la caisse

Slide 1 - Tekstslide

Prends ton ordinateur!
Cherche LessonUp!

Slide 2 - Tekstslide

Planning d'aujourd'hui
*    C                        : opdracht 13 t/m 15 nakijken en bespreken
*    D                        : opdracht 18 (blz. 59 en 60)
*    E                        :  de uitspraak (prononciation)
*    F                        : opdracht 22 t/m 25
*    H                        : alvast een opstart met de passé composé

Les devoirs             : Maken D: opdracht 18 
                                  Leren E : dictée voc. E


             




Slide 3 - Tekstslide

Résumé
L'argent: mon petit budget!
Alsace
L'argent de poche
le pronom personnel (lijdend vw)
décrire un object / couleur
le passé composé


Slide 4 - Tekstslide

Questions!

1. Quel est le sujet de chapitre?

2. Quels sont les buts?

Slide 5 - Tekstslide

Réponses!
1. Quel est le sujet de ce chapitre? 
* Praten over (zak)geld.
 Luisteropdracht A : Julie en Timeo. Timeo spaarde voor een polaroid camera
Leestekst B : 5 jongeren die vertelde over het wel of niet krijgen van zakgeld en bijbaantjes

2. Quels sont les buts?  Vormen en materialen. Grammatica C
* Kan ik het lijdend voorwerp herkennen?
* Kan ik het lijdend voorwerp in een zin vervangen? Ik zie de hond. Ik zie hem.
* Kan ik het lijdend voorwerp op de juiste plek zetten in een zin?
Je vois le chien.  Je le vois.      Je vais voir le chien.   Je vais le voir.     Je l'ai vu.

Slide 6 - Tekstslide

Noem 7 vormen in het Frans.

Slide 7 - Woordweb

Formes
Rond(e)
Carré(e)
Rectangle
Triangle
Circle
Ovale
Cylindre

Slide 8 - Tekstslide

Noem 4 materialen in het Frans:
Begin steeds met "en" en dan het materiaal.

Slide 9 - Woordweb

materiaux
en bois
en tissu
en verre
en plastique

Slide 10 - Tekstslide

Quelques questions
Het lijdend voorwerp:
Ik zoek de hond.                       Je cherche le chien.
Ik zoek hem.                             Je le cherche.

Je stelt vaak de "wat" vraag om het lijdend voorwerp te vinden in een zin: "wat zoek ik"?  De hond.

Slide 11 - Tekstslide

Welke zin is juist vertaald?:
Ik kijk televisie.
A
Je regarde la télé.
B
J'écoute la télé.

Slide 12 - Quizvraag

Welke vertaling is juist?
Ik kijk ernaar.
(denk aan de vorige vraag: ik kijk televisie)
(dus "ernaar" = de televisie)
A
Je le regarde.
B
Je la regarde.

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin is juist vertaald?:
Jij verkoopt het kledingstuk.
A
Tu achètes le vêtement.
B
Tu vends le vêtement.

Slide 14 - Quizvraag

Welke zin is juist vertaald?:
Jij verkoopt het.
(Denk aan het kledingstuk van de vorige zin)
(dus "het" = het kledingstuk)
A
Tu la vends.
B
Tu le vends.

Slide 15 - Quizvraag

Vertaal de volgende 2 zinnen in het Frans:
Hij zoekt de foto's.
Hij zoekt ze.

Slide 16 - Open vraag

Vertaal de volgende 2 zinnen in het Frans:
Zij besteedt het geld.
Zij besteedt het.

Slide 17 - Open vraag

Lijdend voorwerp
In het Frans heb je 4 vormen die je kunt gebruiken: le  la  l'  les
Il vend le vélo.                            Il le vend. 
Elle vend la maison.                   Elle la vend.             
Elle voit la fille.                            Elle la voit.
Nous achetons l'ordinateur.        Nous l'achetons.
Vous cherchez les photos.         Vous les cherchez.

Wie/wat worden er in deze zinnen verkocht, gezien, gekocht en gezocht? 
Het antwoord is: le vélo (de fiets), la maison (het huis), la fille (het meisje)  l'ordinateur (de computer) en les photos (de foto's). Dat zijn dus de lijdende voorwerpen.



Slide 18 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
In het Frans heeft het lijdend voorwerp dat is vervangen door  le  la  l'  les een vaste plek.

Nous cherchons la photo.             Nous la cherchons. 
Nous avons cherhé la photo.        Nous l'avons cherché.

Onderwerp -  lijdend voorwerp  - werkwoord

Er is wel een uitzondering. Als er een heel werkwoord in de zin staat dan komt het lijdend voorwerp voor het hele werkwoord te staan:  Je vais chercher le chien.  Je vais le chercher.
Nous voulons chercher la photo.   Nous voulons la chercher.





Slide 19 - Tekstslide

Welke zin is juist vertaald?:
Jij gaat het verkopen.
(Jij gaat het kledingstuk verkopen)
A
Tu vas le vendre.
B
Tu le vas vendre.

Slide 20 - Quizvraag

Sur la table....
* TES LIVRES: 
Livre de textes 
Livre d'exercices A

* TON CAHIER
* TA TROUSSE
* TON ORDINATEUR

Slide 21 - Tekstslide

Prends tes livres!
Livre de textes:
page  26

Livre d'exercices A
page 55
Execice  13 t/m 15






Slide 22 - Tekstslide

Au travail
Wat          : Maken opdracht D: 18 van blz. 59 wb
Hoe          : Schrijf een antwoord op het mailtje. Beantwoord alle vragen.
Wie          :  alleen
Tijd           :  8 minuten
Klaar        :  Maken opdracht G: 26 t/m 29
Resultaat : Samen bespreken.


Slide 23 - Tekstslide

Les devoirs:
Leren C D en E: dictée voc. E
Maken D: 18 en Maken G: 26 t/m 29

Slide 24 - Tekstslide