1M3 quiz begrippen toetsweek
1 / 29
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Ik kijk alleen naar de titel, het plaatje en de bronvermelding.
Dan ben ik ......... aan het lezen.
Dan ben ik ......... aan het lezen.
A
verkennend
B
globaal
C
precies
Slide 2 - Quizvraag
Als ik de hele tekst lees, dan lees ik .........
Slide 3 - Open vraag
Als ik nog niet de hele tekst lees, maar wel de kernzinnen. Dan lees ik ......
Slide 4 - Open vraag
Boven een tekst staat in grotere letters de
A
Titel
B
Kop
C
Alinea
D
Kernzin
Slide 5 - Quizvraag
Soms staat er onder de titel van een tekst nog een tweede zin.
Hoe noem je die?
Hoe noem je die?
Slide 6 - Open vraag
Ik heb een boek cadeau gekregen, op de voorkant staat de ....
Slide 7 - Open vraag
Bij een nieuwe alinea of een tussenkopje begint een nieuw .....
Slide 8 - Open vraag
De eerste zin van een alinea is bijna altijd het belangrijkste. Deze zin noemen we ook wel de .....
Slide 9 - Open vraag
Het deel van de tekst waar de uitleg/informatie begint noem je ....
Slide 10 - Open vraag
Een conclusie vind je meestal in dit tekstgedeelte. In het ....
Slide 11 - Open vraag
Als je de tekstsoort van een tekst wilt weten kun je het beste kijken naar de ...... van de tekst.
Slide 12 - Open vraag
De eerste alinea is de ....... van de tekst.
Slide 13 - Open vraag
Wat de schrijver over het onderwerp wil vertellen in één zin noemen we de ........ van de tekst.
Slide 14 - Open vraag
Als de schrijver je iets wil verkopen in een tekst. Welk tekstsoort hoort hier dan bij?
Slide 15 - Open vraag
Ik schrijf een tekst waarin ik zeg dat ik het niet eens ben met buiten pauze houden. Het tekstdoel is .....
Slide 16 - Open vraag
Een tekst met uitleg over hoe je een kast in elkaar moet zetten.
Het tekstdoel is ....
Het tekstdoel is ....
Slide 17 - Open vraag
Het tekstdoel van een stripverhaal is ...
Slide 18 - Open vraag
In je geschiedenisboek staat uitleg over de Romeinen. Dit heeft als tekstdoel ......
Slide 19 - Open vraag
Wat is het signaalwoord?
Ik heb Nederlands, daarna heb ik Frans.
Ik heb Nederlands, daarna heb ik Frans.
Slide 20 - Open vraag
Wat is het signaalwoord?
Ik ben gevallen waardoor mijn broek stuk is.
Ik ben gevallen waardoor mijn broek stuk is.
Slide 21 - Open vraag
Wat is het signaalwoord?
Ik heb goed geleerd, kortom ik ben klaar voor de toetsweek!
Ik heb goed geleerd, kortom ik ben klaar voor de toetsweek!
Slide 22 - Open vraag
Wat is het signaalwoord?
Ik ga nog niet naar bed, eerst wil ik nog chips!
Ik ga nog niet naar bed, eerst wil ik nog chips!
Slide 23 - Open vraag
Wat is het tekstverband?
Ik eet chips en vervolgens drink ik cola.
Ik eet chips en vervolgens drink ik cola.
Slide 24 - Open vraag
Wat is het tekstverband?
Ik ben de beste daarom win ik de chocolade!
Ik ben de beste daarom win ik de chocolade!
Slide 25 - Open vraag
Wat is het tekstverband?
Op een dag eet ik macaroni, brood en ook snoep en fruit.
Op een dag eet ik macaroni, brood en ook snoep en fruit.
Slide 26 - Open vraag
Wat is het tekstverband?
Het was een moeilijke quiz. Dus de winnaar heeft een flinke prestatie geleverd.
Het was een moeilijke quiz. Dus de winnaar heeft een flinke prestatie geleverd.
Slide 27 - Open vraag
Ik ken de begrippen voor de toetsweek nu goed!
A
JA
B
NEE
