Hoofdstuk 8: Het zenuwstelsel

Hoofdstuk 8
Het zenuwstelsel
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
anatomie & fysiologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 8
Het zenuwstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Inleiding
Het zenuwstelsel is nodig om het lichaam te laten reageren op veranderingen. Wanneer een dier schrikt  van iets wat hij hoort of ziet, kan het besluiten te vluchten. Als het weg wil rennen, moet er meer bloed naar de spieren en gaat het hart sneller kloppen. 

Het zenuwstelsel heeft een belangrijke taak om alle signalen op te vangen, te verwerken en het lichaam hierop steeds te laten aanpassen.

Slide 2 - Tekstslide

De leerdoelen van het zenuwstelsel

  • Je kunt beschrijven he het zenuwstelsel is opgebouwd
  • Je kunt de functie van het zenuwstelsel noemen.
  • Je kunt het zenuwstelsel onderverdelen 
  • Je kunt afwijkingen van het zenuwstelsel noemen en uitleggen

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de Latijnse benaming voor een zenuwcel?
A
neuron
B
leucocyt
C
axon
D
trombocyt

Slide 4 - Quizvraag

Waaruit halen zenuwcellen hun energie?
A
eiwit
B
vet
C
glucose
D
mineralen

Slide 5 - Quizvraag

Uit welke onderdelen bestaat het centraal zenuwstelsel?
A
hersenen & ruggenmerg
B
zintuigen en zenuwen
C
hersenen & zenuwen
D
hersenen & zintuigen

Slide 6 - Quizvraag

Waarvoor is de hersenstam verantwoordelijk?
A
kleine hersenen
B
hartslag, ademhaling, geheugen
C
hartslag, ademhaling, productie hormonen
D
evenwicht en beweging

Slide 7 - Quizvraag

Hoe loopt een reflex?
A
motorische zenuw -> sensorische zenuw -> centraal zenuwstelsel
B
sensorische zenuw -> motorische zenuw -> centraal zenuwstelsel
C
motorische zenuw -> centraal zenuwstelsel-> sensorische zenuw
D
sensorische zenuw-> centraal zenuwstelsel-> motorische zenuw

Slide 8 - Quizvraag

Wat regelt het willekeurig zenuwstelsel?
A
bewuste spierbeweging
B
zomaar willekeurig
C
betere doorbloeding hersenen
D
groei & herstel lichaam

Slide 9 - Quizvraag

Welk deel van het zenuwstelsel is actief als een dier ergens van schrikt?
A
parasympatische zenuwstelsel
B
sympathische zenuwstelsel
C
animale zenuwstelsel
D
zelfstandige zenuwstelsel

Slide 10 - Quizvraag

Waardoor worden de meeste hersenverschijnselen veroorzaakt?
A
hersentumoren
B
voedingsstof tekorten
C
vergiftigingen
D
infecties

Slide 11 - Quizvraag

De functie van het zenuwstelsel
De functie van het zenuwstelsel is het lichaam te laten reageren op veranderingen. 

Deze veranderingen kunnen van binnenuit        (inwendig) of  van buitenaf (uitwendig) plaatsvinden.

Alle organen en orgaanstelsels moeten goed functioneren en op elkaar zijn afgestemd. Het zenuwstelsel heeft hierin de belangrijkste taak.


Slide 12 - Tekstslide

Opbouw 

Slide 13 - Tekstslide

De zenuwcel
Om goed te kunnen reageren is het zenuwstelsel opgebouwd uit miljarden zenuwcellen (neuronen)

De zenuwcel bevat cellichaam en celkern, hieraan zitten de korte uitlopers (dendrieten)
voor het opvangen van prikkels.

Het bevat een lange uitloper (axon) voor het doorgeven van prikkels aan de volgende zenuwcel. Om deze lange uitloper zitten vetlaagjes (myelineschedes) deze beschermen de uitloper en zorgen ervoor dat de prikkel sneller kan worden doorgegeven

Slide 14 - Tekstslide

Om goed en snel te kunnen reageren is het zenuwstelsel opgebouwd uit miljarden zenuwcellen (neuronen)

 

  1. Dendrieten (korte uitlopers)
  2. Cellichaam
  3. Celkern
  4. Axon (lange uitlopers)
  5. Myelineschede met cellen van schwann (vetlaagjes om de uitlopers te isoleren zo kunnen de prikkels sneller worden geleid)
  6. Uitlopers van de neuriet

Slide 15 - Tekstslide

Prikkeloverdracht
Prikkels worden door de zenuwcellen overgebracht  met een elektrische stroom, dit noemen we een puls.
Als de elektrische puls aan het eind van een zenuwcel komt, wordt in de ruimte naar de volgende zenuwcel (synaps) een chemische stof uitgescheiden (neurotransmitter).
De neurotransmitter zorgt ervoor dat de puls van de ene zenuwcel op de andere zenuwcel kan worden overgedragen.

Slide 16 - Tekstslide

Synapsspleet
  • Deze berust op een toename van de doorlaatbaarheid van de celmembraan.
  • Halverwege het axon ontstaat de impuls: depolarisatie naar beide kanten.
  • Eenrichtingsverkeer van signalen door synaps.

Slide 17 - Tekstslide

Indeling 

Slide 18 - Tekstslide

Je kunt het zenuwstelsel op 2 verschillende manieren indelen, op basis van anatomie en op basis van functie.
Indeling op anatomie
Hierbij kijk je naar de plek in het lichaam waar iets ligt.


  • Het centrale zenuwstelsel: hersenen en het ruggenmerg
  • Het perifere zenuwstelsel: sensorische en motorische zenuwen
Indeling op functie
De indeling op basis van functie gebeurt door wat het zenuwstelsel doet.

  • Het willekeurig zenuwstelsel: “bewuste” bewegingen
  • Het onwillekeurig zenuwstelsel:
 onafhankelijk van de wil, knipperen met de ogen

Slide 19 - Tekstslide

Het centrale zenuwstelsel
"Hersenen"

Slide 20 - Tekstslide

De hersenen
  • Niet massief
  • Hersenventrikels met vloeistof:
liquor cerebrospinalis (vervoer, schokdemper)
  • grijze stof buiten, witte stof binnen

Opbouw:
  • Grote hersenen
                                       (Tussenhersenen)
  •  Hersenstam     (Middenhersenen)      
                                       (Verlengde merg)
  • Kleine hersenen

Slide 21 - Tekstslide

Grote hersenen
- Bewustzijn, geheugen en wil
- Linker en rechterhersenhelft (allebei met een holte) en verbonden door brug.

Bewustwordingsgebied
  • Reukcentrum
  • Gezichtscentrum
  • Gehoorcentrum

Slide 22 - Tekstslide

Kleine hersenen
Functie:
* van bewegingen 
(om deze soepel, vlot en nauwkeurig te maken)
Zorgt voor het evenwicht
Verwerken impulsen afkomstig van motorische zenuwcellen

Slide 23 - Tekstslide

Hersenstam
De hersenstam bestaat uit het verlengde merg, pons en middenhersenen. De hersenstam geleidt impulsen van het ruggenmerg naar de grote en kleine hersenen en omgekeerd. Veel reflexen verlopen via de hersenstam. De hersenstam speelt een grote rol bij het constant houden van het interne milieu (homeostase) als temperatuur, hartslag, ademhaling en bloeddruk. Als de hersenstam niet meer werkt is de patiënt hersendood.

Functie
  • Hartslag en ademhaling
  • Dag- /nachtritme
  • Verbinding
   zenuwstelsel met hormoonklieren
    (via hypothalamus/hypofyse)


Slide 24 - Tekstslide

Uit welke 3 onderdelen bestaat de hersenstam?
A
tussenhersenen, middenhersenen en verlengde merg
B
tussenhersenen, middenhersenen en onderste hersenen
C
tussenhersenen, middenhersenen en kleine hersenen
D
grote hersenen, kleine hersenen en verlengde merg

Slide 25 - Quizvraag

De impulsen van de sensorische zenuwcellen worden verwerkt door?
A
kleine hersenen
B
grote hersenen
C
herenstam
D
tussenhersenen

Slide 26 - Quizvraag

Waarvoor is de hersenstam NIET verantwoordelijk?
A
hartslag
B
ademhaling
C
dag/nachtritme
D
geheugen

Slide 27 - Quizvraag

Het centrale zenuwstelsel
"ruggenmerg"

Slide 28 - Tekstslide

Ruggenmerg
De belangrijkste taak van het ruggenmerg is het doorgeven van signalen van de hersenen (centrale zenuwstelsel) naar het perifere zenuwstelsel en omgekeerd.

Het ruggenmerg wordt beschermd door de ruggenwervels, die uit verschillende delen zijn opgebouwd. Bij iedere wervel treden zenuwen uit het ruggenmerg, die de prikkels van en naar een deel van het lichaam geleiden. Het ruggenmerg wordt omgeven door vliezen en (hersen)vocht.

Bij een ruggenprik (epidurale anesthesie) wordt er verdovingsmiddel in het vocht om het ruggenmerg gespoten, hierdoor wordt het gedeelte van het lichaam hieronder ineens verdoofd.

Slide 29 - Tekstslide

Zenuwen verlaten het ruggenmerg

Slide 30 - Tekstslide

Het ruggenmerg

Slide 31 - Tekstslide

Grijze stof

De grijze stof bestaat uit de cellichamen van zenuwcellen. De witte stof bevat de lange uitlopers (de axonen) van deze zenuwcellen. 


ruggenmerg : 
- binnenzijde grijze stof
- buitenzijde witte stof

Hersenen:
- binnenzijde witte stof
- buitenzijde grijze stof

Witte stof

De uitlopers van de zenuwcellen zijn omwonden door speciale isolerende cellen die een witte substantie bestaande uit eiwitten en vetten bevatten. Deze witte substantie is myeline en hieraan ontleent de witte stof haar naam.

Slide 32 - Tekstslide

Reflexen

Slide 33 - Tekstslide

Reflex
De kortste schakeling tussen een sensorische en een motorische zenuw is een reflex.

Hierbij is er in het ruggenmerg een directe schakeling van een sensorische zenuw naar een motorische zenuw, pas daarna gaat het signaal naar de hersenen.

Sensorische zenuw -> motorische zenuw -> centraal zenuwstelsel

Voorbeelden: ooglidreflex, kniepeesreflex en anusreflex




Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Link

Autonoom
Willekeurig
  • regelt spierbewegingen
  • Sympatische zenuwstelsel = actie
  • Parasympatisch zenuwstelsel = rust

regelt automatisch bijna alle onbewuste functies en processen in je lichaam, zoals je ademhaling, je hartslag, je bloeddruk, de energieproductie, de spijsvertering en de stofwisseling. Over dat soort functies hoef je niet na te denken.

voorbeeld: ademhaling en hartslag
  • regelt zelfstandig processen in het lichaam op vraag van willekeurig zenuwstelsel.

voorbeeld:

Slide 37 - Tekstslide

Extra uitleg & verdieping

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video