Hoofdstuk 1 Paragraaf 1.2 Les 2

Welkom!

Economie
Hoofdstuk 1

Mevr. Visser
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Economie
Hoofdstuk 1

Mevr. Visser

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je vandaag doen?
1. Theorie van de vorige les even oefenen
2. Je huiswerk nakijken
3. Nieuwe theorie introduceren
4. Werken aan de nieuwe theorie

Slide 2 - Tekstslide

Samenvattingsvragen:
Neem de vragen over en geef antwoord
1. Welke twee soorten behoeften kennen we ook al weer? En noem bij beide een voorbeeld.
2. Welke 3 middelen kennen we?
3. Wat betekent schaars in de economie?
4. Om welke 3 redenen zijn jongeren een interessante doelgroep?
5. Noem de 7 dingen waardoor je koopgedrag kan veranderen
6. Uit welke zes P's bestaat de marketingmix?

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
Haal bij je docent het nakijkblad voor het huiswerk van de vorige les.

Slide 4 - Tekstslide

Nieuwe stof
We gaan vandaag:
- Kijken naar welvaart en welzijn en het verschil daartussen
- Stijging of daling in procenten berekenen en oefenen
- De drie belangrijkste inkomensvormen benoemen
- Ontdekken hoe inkomensverschillen ontstaan
- Kijken naar personele inkomensverdeling
- Het inkomen per hoofd van de bevolking berekenen

Slide 5 - Tekstslide

2

Slide 6 - Video

Welvaart zegt iets over hoe lekker je in je vel zit.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Welvaart / Welzijn
Welvaart zegt iets over hoe je kunt rondkomen met je inkomen. Heb je veel inkomen dan heb je een hoge welvaart, heb je weinig inkomen dan heb je een lage welvaart.
Welzijn zegt iets over hoe jij in je vel zit. Welzijn heeft met je eigen persoon te maken, ben je gelukkig, gezond, heb je een leuk leven dat is welzijn.

Slide 8 - Tekstslide

Stijging of daling in procenten
Voor een stijging of daling in procenten heb je de volgende formule nodig:

Nieuw - Oud = _____ / Oud x 100=____%
Als het een stijging is dan komt er een plus cijfer uit. Als het een daling is, dan staat er een min voor je antwoord op je rekenmachine. 

Slide 9 - Tekstslide

Stijging of daling oefenen
Reken uit: 
Vorig jaar was de inkomstenbelasting € 1.200. Dit jaar is de inkomstenbelasting die Pieter moet betalen € 1.150. Met hoeveel procent is de inkomstenbelasting gedaald?

Als je je antwoord hebt uitgerekend laat je die aan je docent zien. 

Slide 10 - Tekstslide

De drie inkomensvormen:
  • Inkomen uit arbeid 

  • Inkomen uit bezit

  • Inkomen uit overdracht

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Inkomen per hoofd van de bevolking


Het inkomen per hoofd van de bevolking (of inkomen per hoofd) is het gemiddelde inkomen per inwoner van een land.

Berekening
Inkomen per hoofd van de bevolking =
nationaal inkomen ÷ aantal inwoners

Slide 13 - Tekstslide

Een land heeft een nationaal inkomen van 10 miljard. Er zijn 9 miljoen inwoners. Wat is inkomen per hoofd?
A
1111,11
B
1000
C
9000
D
1345,12

Slide 14 - Quizvraag

Het nationaal inkomen is...
A
de som van alle inkomens in een land
B
de som van alle inkomens in de wereld
C
de som van alle beloningen van de productiefactoren
D
Antwoord A & C zijn juist

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag
Lees de theorie van paragraaf 1.2 goed door. Daarna ga je de volgende vragen maken:
20 - 24 - 25 - 26 
Als je het af hebt dan laat je het zien aan je docent.

Slide 16 - Tekstslide