1.8 spelling start

1.8 
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
leestekens
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1.8 
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met
de stam van een werkwoord?
(Je mag ook een voorbeeld geven)

Slide 2 - Woordweb

De STAM van een werkwoord

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.






Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan naar de ik-vorm: loop



Bijvoorbeeld:

worden - en = word

lopen - en = lop

eten-en= et

reizen-en= reiz


Slide 3 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met
'tegenwoordige tijd'?

Slide 4 - Woordweb

Tegenwoordige tijd 
Dat is nu. 

Jantje loopt. 
De jongen kust het meisje.
De hond plast tegen een boom. 

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn leestekens?

Slide 6 - Woordweb

Het belang van leestekens
Schiet op Jantje!

Schiet op, Jantje!

Slide 7 - Tekstslide




Zonder leestekens 
snap je niet wat er wordt bedoeld... 

Slide 8 - Tekstslide

Leestekens voor deze les: 
de punt, het vraagteken, de komma en het uitroepteken 


De punt, het vraagteken en het uitroepteken staan aan het eind van een zin. De komma staat in de zin.

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag!
Maken: 1.8 
opdracht 1, 3, 4, 5, 6

Klaar? 
Pak een leesboek of tijdschrift!
timer
1:00

Slide 10 - Tekstslide