1.4 deel 2

1.4 Schrijven (deel 2)
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1.4 Schrijven (deel 2)

Slide 1 - Tekstslide

Denkvierkant

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Lesdoelen
  • Even herhalen... 

  • Uitleg
  • Opdrachten maken
  • Lesdoelen check

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les weet je...
  • hoe je een e-mail schrijft
  • hoe je informeel en formeel schrijft

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen check

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerk?
Spullen opruimen.

Slide 6 - Tekstslide

1.4 Schrijven (deel 3)

Slide 7 - Tekstslide

Planning
  • Lesdoelen
  • Even herhalen... 
  • Opdrachten maken
  • Lesdoelen check

Slide 8 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les weet je...
  • hoe je een e-mail schrijft
  • hoe je informeel en formeel schrijft

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Welk woord hoort bij 'formeel'?
A
Zakelijk
B
Persoonlijk

Slide 11 - Quizvraag

Formeel schrijf je naar...
A
vrienden
B
bedrijven/docenten

Slide 12 - Quizvraag

Informeel schrijf je naar...
A
vrienden
B
bedrijven/docenten

Slide 13 - Quizvraag

Groetjes,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 14 - Quizvraag

Aantekeningen 1.4
Als je een berichtje stuurt aan een vriend(in) of je ouders, gebruik je informele taal: je schrijft je en jij. Je schrijft vaak zoals je spreekt.

Zakelijke e-mails: Daar gebruik je officiële taal, formeel taalgebruik. Let dan op de volgende punten:
• spreek de ander aan met u;
• gebruik nette woorden;
• schrijf in hele zinnen;
• gebruik niet te veel spreektaal.

Slide 15 - Tekstslide

Maken 1.4

Afmaken: opdracht 4, 5 en 6

Maken schrijftaak: opdracht 7, 8 en 9

Slide 16 - Tekstslide