1.4 Schrijven

Welkom
2.4 Schrijven  


1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
2.4 Schrijven  


Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Denkvierkant
  • Lesdoelen
  • Uitleg
  • Opdrachten maken
  • Lesdoelen check

Slide 2 - Tekstslide

Denkvierkant

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les weet je... (HERHALING H1)
  • hoe je een e-mail schrijft
  • hoe je informeel en formeel schrijft

Aan het einde van de les weet je... (NIEUW)
  • hoe je een formulier invult
  • hoe je je woordgebruik aanpast aan je publiek.


Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je nog?

Slide 5 - Tekstslide

Je sluit een brief af met... (slotgroet)

Slide 6 - Open vraag

Hoe gaat het met jou?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 7 - Quizvraag

Geachte heer,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 8 - Quizvraag

Schrijf een formele zin op.

Slide 9 - Open vraag

Zakelijke e-mail - herhaling 1.4

Slide 10 - Tekstslide

Taalgebruik - herhaling 1.4
Als je een berichtje stuurt aan een vriend(in) of je ouders, gebruik je informele taal: je schrijft je en jij. Je schrijft vaak zoals je spreekt.

Zakelijke e-mails: Daar gebruik je officiële taal, formeel taalgebruik. Let dan op de volgende punten:
• spreek de ander aan met u;
• gebruik nette woorden;
• schrijf in hele zinnen;
• gebruik niet te veel spreektaal.

Slide 11 - Tekstslide

2.4 Aantekeningen

Slide 12 - Tekstslide

2.4 Aantekeningen

Slide 13 - Tekstslide

Maken 2.4

Opdracht: 3, 5, 7, 9 en 4




timer
15:00
Met wie? Zelfstandig

Slide 14 - Tekstslide

Welkom
2.4 Schrijven  


Slide 15 - Tekstslide

Planning
  • Schrijfoefening
  • Lesdoelen
  • Uitleg
  • Opdrachten maken
  • Lesdoelen check

Slide 16 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les weet je... (HERHALING H1)
  • hoe je een e-mail schrijft
  • hoe je informeel en formeel schrijft

Aan het einde van de les weet je... (NIEUW)
  • hoe je een formulier invult
  • hoe je je woordgebruik aanpast aan je publiek.


Slide 17 - Tekstslide

Schrijfoefening
> Jij vindt dat telefoons toegestaan moeten worden in de les. 

> Schrijf een formele mail naar mij over dit onderwerp. 
> Gebruik minimaal 100 woorden. 

Vergeet niet:
Aan: s.hooi@hvc.nl
Van: ...
Onderwerp: ...

Slide 18 - Tekstslide

Wat weet je nog?

Slide 19 - Tekstslide

Mag het onderwerp van een tekst een hele zin zijn?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

Een e-mail begin je met:
Aan: s.hooi@hvc.nl
Van: d.piet@hvc.nl
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Formele zin

Slide 22 - Woordweb

Informele zin

Slide 23 - Woordweb

Zakelijke aanhef begin je met...

A
Lieve meneer,
B
Geachte heer, mevrouw

Slide 24 - Quizvraag

Een zakelijke slotgroet is:


A
Met vriendelijke groet, ...
B
Groet, ...

Slide 25 - Quizvraag

Maken 2.4

Opdracht: 3, 5, 7, 9 en 4




timer
15:00
Met wie? Zelfstandig

Slide 26 - Tekstslide

Bespreken: opdrachten

Slide 27 - Tekstslide

Lesdoelen check

Slide 28 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met 'tussenvoegsels'?

Slide 29 - Open vraag

Wat betekent 'optioneel'?

Slide 30 - Open vraag

Het publiek weet al veel over jouw onderwerp.

A
Geef weinig uitleg
B
Geef veel uitleg

Slide 31 - Quizvraag

Het publiek bestaat uit jongeren en volwassenen.
A
Kies eenvoudige woorden en maak korte zinnen.
B
Kies ook moeilijkere woorden en maak niet alleen korte zinnen.

Slide 32 - Quizvraag

Het publiek voor wie je schrijft ken je NIET persoonlijk.
A
Gebruik informele taal
B
Gebruik formele taal

Slide 33 - Quizvraag




Schrijf in 5 zinnen wat je ziet of waar je aan denkt als je naar 1 of allebei de plaatjes kijkt. 

Slide 34 - Tekstslide

Welkom (herhalingsles)
2.4 Schrijven  


Slide 35 - Tekstslide

Planning
  • Lesdoelen
  • Uitleg
  • Opdrachten maken
  • Lesdoelen check

Slide 36 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les weet je... (HERHALING H1)
  • hoe je een e-mail schrijft
  • hoe je informeel en formeel schrijft

Aan het einde van de les weet je... (NIEUW)
  • hoe je een formulier invult
  • hoe je je woordgebruik aanpast aan je publiek.


Slide 37 - Tekstslide

Wat weet je nog?

Slide 38 - Tekstslide

Je sluit een brief af met... (slotgroet)

Slide 39 - Open vraag

Hoe gaat het met jou?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 40 - Quizvraag

Schrijf een formele zin op.

Slide 41 - Open vraag

Zakelijke e-mail - herhaling 1.4

Slide 42 - Tekstslide

Taalgebruik - herhaling 1.4
Als je een berichtje stuurt aan een vriend(in) of je ouders, gebruik je informele taal: je schrijft je en jij. Je schrijft vaak zoals je spreekt.

Zakelijke e-mails: Daar gebruik je officiële taal, formeel taalgebruik. Let dan op de volgende punten:
• spreek de ander aan met u;
• gebruik nette woorden;
• schrijf in hele zinnen;
• gebruik niet te veel spreektaal.

Slide 43 - Tekstslide

2.4 Aantekeningen

Slide 44 - Tekstslide

2.4 Aantekeningen

Slide 45 - Tekstslide

Bespreken

Opdracht: 3, 5, 7, 9 en 4

Maken: Test Jezelf! 1.4 en 2.4



Met wie? Zelfstandig

Slide 46 - Tekstslide