Mavo 3: Blok 1 Grammatica en Spelling oefenen

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Oefenen Grammatica zinsdelen

Verdelen in zinsdelen

-    Je krijgt drie zinnen die je moet verdelen in zinsdelen.

-    Neem de zinnen over en zet strepen tussen de zinsdelen.

                                    voorbeeld:  

                                   ( In de pauze /  zitten  /  we /  vaak / buiten. )

Mijn tante was haar kaartje opeens kwijt.

Vorige week controleerde de conducteur alle kaartjes.

We vonden haar kaartje gelukkig onder mijn stoel.

Wat is een gezegde?

1. Het woord dat voorop komt wanneer je de zin vragend maakt.
2. Het woord dat verandert wanneer je de zin in een andere tijd zet.
3. Alle werkwoorden die in de zin staan.
4. Het antwoord op de vraag: wie of wat?

Het werkwoordelijk gezegde.

Er komen nu 3 zinnen. Geef steeds het werkwoordelijk gezegde aan.

Waarom hebben katten snorharen?

wg =

1. waarom
2. hebben
3. hebben snorharen
4. katten

Met zijn snorharen kan een kat goed voelen.

wg =

1. met zijn snorharen
2. kan
3. kan goed voelen
4. kan voelen

Hij weet daardoor waar hij heen gaat.

wg =

1. weet
2. hij
3. weet daardoor
4. weet gaat

De persoonsvorm én het werkwoordelijk gezegde.

Er komen 4 zinnen.

Geef de persoonsvorm aan + het werkwoordelijk gezegde.

Kunnen slakken zonder hun huisje leven?

pv: ….
wg: ….

1. pv: kunnen wg: leven
2. pv: kunnen wg: kunnen leven
3. pv: leven wg: kunnen leven
4. pv: slakken wg: slakken leven

Door een beschadiging aan zijn huisje kan hij sterven.

pv: …..
wg: …...

1. pv: kan wg: kan hij sterven
2. pv: sterven wg: kan hij
3. pv: kan wg: beschadiging sterven
4. pv: kan wg: kan sterven

Een slak is door zijn huisje beschermd.

pv: ….
wg: ….

1. pv: een slak wg: is
2. pv: is wg: beschermd
3. pv: is wg: is beschermd
4. pv: een slak wg: is beschermd

Dan wordt hij door een ander dier opgepeuzeld.

pv: …..
wg: …..

1. pv: wordt wg: een ander dier
2. pv: wordt wg: opgepeuzeld
3. pv: hij wg: wordt opgepeuzeld
4. pv: wordt wg: wordt opgepeuzeld

Het onderwerp

Er komen nu 4 zinnen.

Wat is het onderwerp van die zinnen?

’s Ochtends laat de buurman zijn hond uit.

het onderwerp is:

1. de buurman
2. zijn hond
3. laat uit
4. 's ochtends

Hij gooit een stok ver de bosjes in.

het onderwerp is:

1. een stok
2. de bosjes
3. hij
4. gooit ver

Enthousiast rent de hond achter de stok aan.

het onderwerp is:

1. enthousiast
2. rent
3. de stok
4. de hond

Hoe komt die bal nu in zijn bek terecht?

het onderwerp is:

1. die bal
2. zijn bek
3. komt terecht
4. hoe

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.

onderwerp

lijdend vvw

ww gezegde

meewerkend vw

bijwoordelijke bepaling

Zin:

Hangjongeren

hebben

de burgemeester

veel problemen

bezorgd

afgelopen zomer.

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Tekst

Hij heeft zijn stem schor geschreeuwd op het feestje.

Sleep de kern en bijvoeglijke bepaling(en) naar het juiste vak.

Zin:

kern

bijvoeglijke 

bepaling

Met

de

nieuwe

vriend

van mijn zus

kan  

ik

goed

opschieten. 

Vul de juiste vorm in:
Vorige week (verven) mijn broer en ik onze slaapkamers.

1. verven
2. verften
3. verfde
4. verfden

Welke zin is juist gespeld?

1. Als ik het antwoord niet raad, word zij boos.
2. Als ik het antwoord niet raadt, word zij boos.
3. Als ik het antwoord niet raadt, wordt zij boos.
4. Als ik het antwoord niet raad, wordt zij boos.

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

(beantwoorden) ..... je zus die vraag niet?

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Mijn vader .... de auto bij Aegon.

1. verzeker
2. verzekert
3. verzekerd
4. verzekerdt

In welke zin is de persoonsvorm juist gespeld?

1. Hij verhuist volgende week naar Amsterdam.
2. Hij verhuisd volgende week naar Amsterdam.
3. Hij verhuisdt volgende week naar Amsterdam.
4. Hij verhuisde volgende week naar Amsterdam.

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

(verkleden) ..... jij je drie keer per dag?

Zij heeft het afgelopen jaar te weinig (trainen).

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

De zon .... licht en warmte.

1. verspreit
2. verspreid
3. verspreidt
4. versprijt

Welke zin is juist?

1. Als het regent wordt je nat.
2. Als het regent word je nat.
3. Als het regent, wordt je nat.
4. Als het regent, word je nat.

de (vallen) engel

Ik heb de afgelopen weken bijna niets (verdienen).

1. verdient
2. verdiend
3. verdiendt

Hij kreeg zijn (verdienen) loon

1. verdiende
2. verdiendde

Mijn neef (scoren) vorige week nog drie doelpunten!

De (vermissen) sleutels waren snel weer terecht.

1. vermiste
2. vermistte

(Worden) je broer ook zo gek van dat wachten?

1. Word
2. Wordt

het (redden) kind

Toen hij gisteren niet (antwoorden) (verzuchten) ik dat ik er nu echt klaar mee ben.

1. antwoorde- verzuchtte
2. antwoordde, verzuchtte
3. antwoordde-verzuchte
4. antwoorde-verzuchte

de (schilderen) muur

Kies het juiste werkwoord:

"Het vliegtuig ..."

1. land
2. landt
3. lant

de (haten) dictator

het (controleren) alarm

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!

1. betekend
2. betekent
3. betekende
4. betekente

het (braden) vlees

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt
4. gebeurdde

de (aanbieden) prijs

Einde!