week 4

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Word Order

Grammar

Goal (= lesdoel)

Ik ken de woordvolgorde van een gewone Engelse zin. 

Ik weet hoe ik de regels daarvoor  moet gebruiken!

We have a test at school on Tuesday.

wie - doet - wat - waar - wanneer

They

eat

on Friday

fish

I

play

on Monday

soccer

Is dit een goede zin?

Tycho plays the guitar every day at home.

1. Yes, sir!
2. Ohh, no no!

1

2

3

4

his breakfast

at 6 o 'clock

eats

He

1

2

3

4

 today.

an onlinelesson

has

The class

Welke zin is juist?

1. I do in the evening my homework.
2. I do my homework in the evening

Welke zin is juist?

1. Julia goes to Italy every year.
2. Goes Julia every year to Italy.
3. Goes Julia to Italy every year.
4. Julia goes every year to Italy.

Welke zin is juist?

1. At the hotel I early arrived.
2. I early arrived at the hotel.
3. I arrived early at the hotel.
4. I arrived at the hotel early.

I:  writing and grammar

Maak de opdrachten in je boek.

Ben je klaar? laat je werk nakijken!

Ga daarna naar de learning corner (de woordenlijst) en check of je de woorden van het Nederlands naar het Engels kent.  Je kunt elkaar overhoren

zet in je agenda

31 januari Toets Engels

Leer de woordenlijst, de stones en grammatica (de bladzijden aan het einde van het hoofdstuk)

les 2

herhaling hoofdstuk 2

Wat is het juiste rangtelwoord voor zevende?

1. Sevenht
2. Seventy
3. Seventh
4. Seventht

Wat is het juiste rangtelwoord voor eerste?

Wat is het juiste rangtelwoord voor tweede?

1. Twooth
2. Second
3. Secondth
4. Tweeth

Wat is het juiste rangtelwoord voor eenentwintigste?

1. Twentyfirst
2. Twentyfirsth
3. Twentiefirst
4. Twenty-first

Telling time

Hoe laat is het?

1. It's half twelve.
2. It's half past eleven.
3. It's half past twelve.
4. It's half eleven

Hoe laat is het?

1. It's a quarter past eight.
2. It's a quarter to eight

Hoe laat is het?
14:00 uur.

1. Two o'clock
2. Two hour
3. A two o'clock
4. Two'oclock

Making questions

Wat zet je bij He, She en It voor aan de zin om een vraagzin te maken?

1. Do
2. Doos
3. Does
4. Dos

9. Make a question:
We work hard in class.

10. Make a question
She loves her pet.

11. Negation
Jenna knows what to do.

12. Negation
She loves English.

12. Negation
Sam and Nick like each other.

Welke vraagzin kun je maken bij dit plaatje?

Woordvolgorde. 

Sleepvraag

Een zin kan uit 5 onderdelen bestaan. Zet deze in de juiste volgorde

Wie

Doet

Wat

Waar 

Wanneer

wie

doet

wat/wie

waar

wanneer

The parents

bring

to football training

every Sunday

their son

les 3

Sterk Engels. Ik wil vandaag dat iedereen een stuk heeft voorgelezen!!!!

Neem je Stepping Stones boek mee naar huis om de woordenlijst en de stones goed te leren. Bestudeer de grammatica.