1BKA Cursus 7 Spelling herhaling

Oefenen !
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefenen !

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van deze les
We nemen de leerstof door, die je moet kennen voor de SO
We ontdekken wat al goed gaat
We ontdekken waar je nog mee moet oefenen
We lezen uit Mot
Al jouw vragen zijn gesteld en beantwoord.

Slide 2 - Tekstslide

Wat leer je voor de toets?
Cursus 7 - spelling
Hoofdletters
Leestekens
Laatste letter -d of -t
Meervouden
Verkleinwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Je gebruikt hoofdletters om een tekst leesbaar te maken.
Je gebruikt hoofdletters:
. aan het begin van elke zin
. bij namen
. bij woorden die van namen afgeleid zijn

Slide 4 - Tekstslide

Sommige namen hebben tussenvoegsels
. Het eerste tussenvoegsel krijgt een hoofdletter las je geen voornaam of voorletter gebruikt.
Vlinder van der Vaart
mevrouw V. van der Vaart
mevrouw Van der Vaart

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Je gebruikt een punt
aan het einde van een gewone zin.

Ik heb zin om te lezen.

Slide 7 - Tekstslide

Een vraagteken
Gebruik je aan het eind van een vragende zin.

Ken jij het boek Mot en de metaalvissers?

Slide 8 - Tekstslide

Een uitroepteken
gebruik je aan het einde van een uitroep.
Je benadrukt hiermee verbazing of woede.
Ik ben dol op lezen!

Slide 9 - Tekstslide

Soms hóór een T
Maar schrijf je een t óf een d
Olifant
Paard
Boot
Baard

Slide 10 - Tekstslide

Verlengproef
Met de verlengproef weet je welke letter je moet gebruiken.
 Controleer eerst of het woord een persoonsvorm is
Geen persoonsvorm?
Maak het woord langer door er -e, -en of -eren achter te zetten
Hoor je een t? Schrijf dan een t
Hoor je een d? Schrijf dan een d

Slide 11 - Tekstslide

Zo gebruik je de verlengproef
Boot of bood?
Bo(o)ten
Laat of laad?
La(a)te

Slide 12 - Tekstslide

Zo gebruik je de verlengproef
Tant of tand?
tanden
Root of rood?
Ro(o)de

Slide 13 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Maak je meestal door -je achter een woord te zetten.
bootje
magneetje
haakje

Slide 14 - Tekstslide

Soms moet je andere letters toevoegen
bloempje

wandelingetje
tuintje

Slide 15 - Tekstslide

Bij een zelfstandig naamwoord op -ng
moet je soms de -g vervangen door een -k

kettinkje
                       
 DE G IS VERDWENEN

koninkje


Slide 16 - Tekstslide