Wael - Theorie

Start Wael
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 46 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Start Wael

Slide 1 - Tekstslide

 Wael

Slide 2 - Tekstslide

Let op
We lezen elke week 20 blz.
Je ziet in Managebac waar we zijn. Ben je er een les niet? Dan lees je zelf door. 

Slide 3 - Tekstslide

De Oral - december
De oral bestaat uit drie delen:
(+ 20 minuten voorbereidingstijd, je krijgt twee extracten van het boek Wael)
1. Presentatie: 3-4 minuten
2. Follow up discussion: 4-5 minuten
3. General discussion: 5-6 minuten

Slide 4 - Tekstslide

Presentation
• summarise the extract
• briefly relate the extract to the literary work as a whole
• express his or her opinions on the characters, events, ideas and themes presented in the extract.

Slide 5 - Tekstslide

Follow up discussion
• seek clarification or extension of observations made by the student in the presentation
• invite the student to interpret and evaluate ideas presented by the extract or the teacher
• encourage connections and comparisons with the student’s other cultural experiences, as appropriate
• provide the student with opportunities to demonstrate understanding and appreciation of the target
language culture(s)
• encourage the student to engage in authentic conversation to the best of his or her ability.

Slide 6 - Tekstslide

General discussion
• use one or more of the course themes as a starting point
• seek clarification or extension of observations made by the student in relation to the additional
theme(s) broached
• invite the student to interpret and evaluate ideas that arise in the general discussion
• encourage connections and comparisons with the student’s other cultural experiences
• provide the student with opportunities to demonstrate their understanding and appreciation of the
target language culture(s)
• encourage the student to engage in authentic conversation to the best of his or her ability

Slide 7 - Tekstslide

Grading
A: Language
B: Message
C: Interactive skills

Slide 8 - Tekstslide

Samenvatting
Wael is 19 jaar als de oorlog in Syrië begint; 26 als hij in Nederland studeert en zijn verhaal vertelt. 
Inmiddels heeft hij een leven opgebouwd, maar het lijkt niet op wat hij acht jaar eerder voor ogen had. 
De vlucht door Afrika en Europa heeft sporen nagelaten. Zijn familie, vrienden en geliefde heeft hij achter moeten laten.

Slide 9 - Tekstslide

 Wael

Slide 10 - Tekstslide

Leesvragen p.17-36
I. THUIS

In welke tijd en plaats wordt het verhaal op p. 17 gesitueerd? 
Hoe oud was Wael? Hoe oud ben jij nu? 
Aan wiens kant stond de familie van Wael?
Wat kom je allemaal over Wael te weten, p. 19-20?
Wat is het belang van de ‘toespraak’ voor dit verhaal en dus voor Waels leven geweest? Zie p. 26.
Hoe sluit het hoofdstuk ‘Ratatata’ daarop aan? Zie p. 28-29.
Welke tegenstrijdigheden (contradictions) merk je op? Zie p. 29-36.



Slide 11 - Tekstslide

Leesvragen p. 37-56
Wat betekent ‘Red Crescent’? Zie p. 38.
Hoe dringt de oorlog steeds verder door in het gewone leven? Zie p. 43.
Welke stroomversnelling vindt er plaats op p. 46?

Slide 12 - Tekstslide

Leesvragen p.56-75
Waar is Wael naar op zoek gedurende de oorlog in het jaar 2012?
Wat gebeurt er in de zomer van 2013? Zie p. 77.
Nu je dit deel gelezen hebt: welke culturele kenmerken merk je op?

Slide 13 - Tekstslide

Leesvragen p.75-94
II. OP DE VLUCHT

Hoeveel geld leent Wael van zijn moeder? Wat kun je daarmee eigenlijk?
‘Wat neem je mee?’ Zie p. 80. Wat zou jij meenemen als je nu halsoverkop zou moeten vluchten?
Hoeveel geld moest Wael aan de guard betalen? Hoeveel geld heeft Wael dus nog over?
Naar welk land vlucht Wael als eerste?
In welke taal kan Wael zich blijven uitdrukken?
Waar is Wael op 7 juli 2013?
Welk stopwoordje gebruikt Wael steeds?
Waarom mogen Syriërs Libië niet in? Zie p. 89.

Slide 14 - Tekstslide

Leesvragen p. 94-113

Welke factoren maken Waels vlucht allemaal zo geladen, angstig en onzeker?
Waar blijft Wael een langere tijd? Wat doet hij daar? Met wie leeft hij samen? Wat maakt dat hij een ‘bijna perfect’ leven heeft? Zie p. 100.
Wat gebeurt er allemaal begin 2014?
Hoe houdt hij contact met zijn familie en Haya?
Wie is er ‘blond’ en waarom? Zie p. 113.
Hoeveel mensen gaan met Wael tegelijk vluchten? Zie p. 117.
In dit deel komt racisme voor. Geef een voorbeeld uit dit deel.
Zijn er scenes of gebeurtenissen die indruk op je maken? Zo ja, welke?
Wijs de tijdsvertraging aan in dit gedeelte van het verhaal. Waarom denk je dat de auteur hiervoor heeft gekozen?

Slide 15 - Tekstslide

Leesvragen p. 113-131
Van welk eiland is er sprake op p. 128? Ben je er wel eens geweest. Zoek informatie op. Lees het gedicht over het zustereiland Lampedusa van Ilja Leonard Pfeijffer en beluister het lied gezongen door Ellen ten Damme op YouTube.
Met welke culturele verschillen krijgt Wael in Italië te maken?
Opeens legt Wael grote afstanden af. Welke? En hoe?
Op p. 136 wordt voor het eerst ‘Nederland’ genoemd. Welke redenen waren er om naar Nederland te komen?
Hoeveel geld heeft Wael nog?
Welke persoonlijke tragedie krijgt Wael in Milaan ook nog eens voor zijn kiezen?
Hoe komt Wael nu van Milaan in Nederland terecht? 
Wat vind je van de reactie van de politie in Breda?

Slide 16 - Tekstslide

Leesvragen p. 132-150
III. VER VAN HUIS

Wat valt Wael op aan de politie in Nederland? Zie p. 142. 
Van Breda naar Ter Apel. Wat is de volgende bestemming van Wael?
Met welk probleem krijgt Wael te maken op zijn volgende bestemming?
Twee weken later moet Wael weer verhuizen. Waar naartoe?
Nog weer een ander AZC: Welk?
Met welk dilemma worstelt Wael in mei 2014 tijdens het gesprek met de IND?
Wael gaat nog weer een keer naar een ander AZC. Welk?
Wat vindt Wael van zijn Nederlandse lessen? Zie p. 154.
Waar gaat de ruzie over in de zomer van 2014? Zie p. 155-157.


Slide 17 - Tekstslide

Leesvragen p. 150-einde
In de loop van 2014/2015 verhuist Wael nog een keer. Waar naartoe?
Hoe verhoud je je op dit moment tot Wael? Kun je je nog steeds inleven in zijn situatie?
Wael is jong en wil verder met zijn leven. Waaruit blijkt dat telkens?
Wat gebeurt er met familie van Wael?
Waarom voelt Wael zich schuldig?
Hoe kwam Wael bij Accenture terecht?
Waarom heet het project ‘Can’t wait to learn’, denk je? Zie p. 169.
Op p. 170 staat een zin met een strekking die we ook in ‘Een onbekende trekvogel’ tegen zijn gekomen. Welke?
Hoe kan het ook aflopen met een vluchteling? Zie p. 172.
Welk voorwerp herinnert Wael aan zijn vlucht en aan Haya? 

Slide 18 - Tekstslide

Leesvragen laatste hoofdstuk
Verantwoording

Waar verwijzen de eerste twee alinea’s naar?
Zoek berichtgeving op over de gebeurtenissen in de derde alinea.

Slide 19 - Tekstslide

Perspectief
• de auctoriale verteller (synoniem: de alwetende verteller)
 hangt als een camera boven het verhaal: kan alles registreren, kan inzoomen op alle gebeurtenissen, kent gedachten en gevoelens van alle personages
gebruikt de hij/zij-vorm als hij over personages spreekt
 is geen personage in het verhaal

• de personale verteller
neemt waar vanuit één persoon (een ‘hij’ of ‘zij’)
leer je goed kennen, het is de hoofdfiguur
beschrijft de overige personages (je ziet de andere personages dus door de ogen van deze hoofdfiguur)

• de ik-verteller
een vertellende ik: vertelt wat er gebeurd is en blikt terug
een belevende ik: neemt aan de gebeurtenissen deel

Slide 20 - Tekstslide

Welk perspectief zie je in Wael?

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de aanleiding voor Wael om te vluchten?
Blz. 74-78 

Slide 22 - Tekstslide

Verteltijd en vertelde tijd
Vier jaar later kocht Jaap een nieuwe fiets.

de vertelde tijd is vier jaar

de verteltijd één zin

Slide 23 - Tekstslide

Verteltijd = 
Hoe lang duurt het om het boek te lezen? Of: hoeveel pagina's heeft het boek?

Vertelde tijd = 
Hoeveel tijd (weken, maanden, jaren?) is het hele verhaal?

Slide 24 - Tekstslide

Wat is de verteltijd van Wael? 


Wat is de vertelde tijd in Wael?
Hoeveel tijd (weken, maanden, jaren?) is het hele verhaal?

Slide 25 - Tekstslide

Personages: hoofdpersonen en bijfiguren
• Kenmerken van een hoofdpersoon
het verhaal draait om hem/haar
we weten meestal wat hij/zij denkt, voelt, droomt
we leren hem/haar goed kennen

• Kenmerken van een bijpersoon
staat verhaaltechnisch in dienst van de hoofdpersoon
we weten minder van hem, het blijft oppervlakkig
een bijpersoon is soms een helper of een tegenstander

Slide 26 - Tekstslide

Rond en vlak personage
• een round character / een rond personage 
maakt een ontwikkeling door
heeft psychologische diepgang
• een flat character / een vlak personage 
ontwikkelt zich niet
heeft weinig diepgang
• een type
heeft slechts één opvallende eigenschap

Slide 27 - Tekstslide

Let op:
de persoon
het personage

character (Engels) = personage (Nederlands)
personality (Engels) = karakter (Nederlands)

Slide 28 - Tekstslide

Wie is een vlak personage in Wael?

Slide 29 - Tekstslide

Personages beschrijven
Een schrijver kan een personage op verschillende manieren beschrijven, namelijk:
• op een directe manier: de verteller geeft een duidelijke opsomming van uiterlijk en/of innerlijk en/of karaktereigenschappen
• op een indirecte manier: je leert het personage kennen door wat hij/zij doet, denkt en/of zegt
• door analogie: een personage wordt vergeleken met bijv. een dier

Slide 30 - Tekstslide

Wie is een vlak personage in Wael?

Slide 31 - Tekstslide

Personages beschrijven
Een schrijver kan een personage op verschillende manieren beschrijven, namelijk:
• op een directe manier: de verteller geeft een duidelijke opsomming van uiterlijk en/of innerlijk en/of karaktereigenschappen
• op een indirecte manier: je leert het personage kennen door wat hij/zij doet, denkt en/of zegt
• door analogie: een personage wordt vergeleken met bijv. een dier

Slide 32 - Tekstslide

Welke bijpersonages zie je in Wael?

Slide 33 - Tekstslide

Thema
Wanneer we verwijzen naar het thema van een boek, hebben we het over een universeel idee, les of boodschap die zich uitstrekt door het hele verhaal. Elk boek heeft een thema en vaak zien we hetzelfde thema in veel boeken terug. Het is ook gebruikelijk dat een boek veel thema's heeft.
Voorbeelden: 

Slide 34 - Tekstslide

Thema
Wat is het thema in Wael?

Slide 35 - Tekstslide

Motieven
Wanneer een schrijver in het ene boek steeds een bepaald woord laat terugkomen is dat een motief. Motieven zijn terugkerende patronen. 
Abstracte motieven = bijvoorbeeld gevoelens (liefde, haat, eenzaamheid)
Leidmotief = laat je als lezer een bepaalde kant op sturen. Komt in veel boeken terug.
Klassieke motieven = elementen uit de klassieke literatuur (Assepoester/Cinderella)

Slide 36 - Tekstslide

Wat zijn motieven in Wael?

Slide 37 - Tekstslide

Wat zijn motieven in Wael?
onbereikbare liefde
oorlog
verzet

Slide 38 - Tekstslide

Hoe kunnen we het verhaal koppelen aan de verschillende global contexts?
Identities
Experiences 
Human ingenuity 
Social organization 
Sharing the planet 

Slide 39 - Tekstslide

waarderende termen/beoordelingswoorden
• aangrijpend - nietszeggend (gevoelservaring)
• mooi - lelijk (esthetische ervaring)
• moreel goed - verwerpelijk (ethische ervaring)
• herkenbaar - ver gezocht (herkenningswaardering)
• interessant - helemaal niet interessant (intellectuele waardering)
• geslaagd opgebouwd - klunzig opgebouwd (structurele waardering)
• véél nieuws biedend - clichématig en banaal (nieuwheidswaardering)

Slide 40 - Tekstslide

‘Ik moet je waarschuwen,’ zegt hij. ‘Don’t live the story. Leef je niet te veel in.’ Het zijn de woorden van Wael naar schrijfster Suzanna Jansen. Waarom zou hij haar waarschuwen?

Slide 41 - Tekstslide

Het citaat uit de inleiding vertelt dat Suzanna Jansen het verhaal vooral interessant vond vanwege het gewone. Hoe gewoon is het verhaal van Wael?

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide