Hoofdstuk 3 Candea

Hoofdstuk 3 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3 

Slide 1 - Tekstslide

Geld

Slide 2 - Woordweb

Welke vorm van geld
zie je hier?
A
Chartaal geld
B
Giraal geld

Slide 3 - Quizvraag

Noem naast Nederland nog vier landen die ook gebruik maken van de Euro

Slide 4 - Open vraag

In welk van de volgende situaties is er sprake van directe ruil?
A
Je ruilt met de buurman. Jij geeft hem een ei en hij jou een kopje suiker.
B
Je koop een broodje bij de Lidl
C
Je verkoopt je oude Xbox om via Marktplaats.
D
Je maait het gras bij de buurman en hij geeft je hier €2,- voor

Slide 5 - Quizvraag

betaalautomaat
Bankbiljetten
Contactloos
Creditcard
muntgeld

Slide 6 - Sleepvraag

Als je €9,87 contant afrekent. Hoeveel betaal je dan met de afronding?
A
€9,85
B
€9,90

Slide 7 - Quizvraag

Jan legt iedere maand geld opzij om uiteindelijk een scooter te kunnen kopen. Wat is zijn spaarmotief?
A
Voor een doel
B
Voor de rente
C
Uit voorzorg

Slide 8 - Quizvraag

Mark houdt iedere maand een bedrag appart een nieuwe koelkast te kunnen kopen als deze stuk gaat. Wat is zijn spaarmotief?
A
Voor een doel
B
Voor de rente
C
Uit voorzorg

Slide 9 - Quizvraag

Isa zet zo veel mogelijk geld op haar bankrekening om hier een beloning voor te krijgen. Wat is haar spaarmotief?
A
Voor een doel
B
Voor de rente
C
Uit voorzorg

Slide 10 - Quizvraag

Hoeveel leenmotieven zijn er?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de juiste omschrijving van een persoonlijke lening?
A
Je mag telkens tot een maximum bedrag lenen. Het bedrag dat je hebt afgelost, mag je opnieuw lenen.
B
Je krijgt een bedrag dat je in een vast aantal termijnen terug moet betalen.
C
Als je meerderjarig bent, dan mag je rood staan op je bankrekening.

Slide 12 - Quizvraag

De rente die je over een lening betaalt heet?
A
Een aflossing
B
Een termijn
C
Kredietkosten
D
Een hypotheek

Slide 13 - Quizvraag

Hoe heten de kosten die je bij schade (aan je scooter) zelf moet betalen?
A
Je premie
B
De verzekeraar
C
Je eigen risico
D
De polis

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel procent is de assurantiebelasting?
A
6%
B
21%
C
19%
D
25%

Slide 15 - Quizvraag

Hoe hoger je eigen risico,
hoe ...

Slide 16 - Open vraag

Fijn weekend :)

Slide 17 - Tekstslide