Oefentoets hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5 
Is er werk voor jou?
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5 
Is er werk voor jou?

Slide 1 - Tekstslide

In je arbeidsovereenkomst staat:
A
Loonschalen
B
Je leeftijd
C
Hoeveel uur jij werkt
D
Hoeveel dagen vrij bij een huwelijk

Slide 2 - Quizvraag

Wat is nettoloon
A
het zelfde als brutoloon
B
hoger als het brutoloon
C
het brutoloon min belastingen en premies

Slide 3 - Quizvraag

Wat is zwart werken?
A
Als een werknemer geen belasting betaalt over zijn loon
B
Als een werknemer alleen in de nacht werkt
C
Als een werknemer onbetaald werk doet
D
Als een werknemer overuren werkt

Slide 4 - Quizvraag

Hoe heet het minimum loon voor iemand van 15?
A
Minimumjeugdloon
B
Minimumjongerenloon
C
Ook minimumloon
D
Jongerenloon

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het brutoloon?
A
Het loon dat je ontvangt en waar de inhoudingen al van af gehaald zijn.
B
Het loon wat je krijgt op je rekening.
C
Het loon waarop nog niets is ingehouden.

Slide 6 - Quizvraag

Mevrouw Meijerink verdient €1995,- bruto per maand. De loonbelasting bedraagt €145,50 en de sociale premies €35,20. Bereken haar nettoloon.
A
€1815,-
B
€2175,70
C
€1814,30
D
€1849,50

Slide 7 - Quizvraag

Het nettoloon van de heer Roeberts is €2995,- De loonbelasting bedraagt €184,50 en de sociale premies €95,95. Bereken het brutoloon van de heer Roeberts.
A
€2714,55
B
€3275,45
C
€2810,50
D
€3275,50

Slide 8 - Quizvraag

In welke situatie is er sprake van "grijs werken" ?
A
Maria werkt als verpleegkundige 2 dagen per week
B
Opa Piet doet een krantenwijk om fit te blijven
C
Rick is timmerman en beunt op zaterdag een paar uurtjes
D
Nicole doet vrijwilligerswerk in het buurthuis

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn productiesectoren?
A
Landbouw, verkoop, transport.
B
Primaire, secundaire, tertiaire en quartaire sector.
C
Marketing, financiën, management.
D
Retail, horeca, technologie.

Slide 10 - Quizvraag

Wat hoort niet thuis in de quartaire sector?
A
Ziekenhuis
B
Brandweer
C
School
D
Bakker

Slide 11 - Quizvraag

Wat is beroepsbevolking?
A
Alle vraag en aanbod van arbeid.
B
Alle mensen die werk zoeken.
C
Mensen van 15 jaar tot pensioen die werken of werk zoeken.
D
Alle vacatures bij werkgevers.

Slide 12 - Quizvraag

Van wie komt de vraag naar arbeid?
A
Werkgevers
B
Werklozen
C
Werknemers

Slide 13 - Quizvraag

Arbeidsparticipatie
A
Het percentage werk
B
Het aandeel die mensen hebben in bedrijven
C
De hoeveelheid mensen die vrijwilligerswerk doen
D
Het percentage van de bevolking dat tot de beroepsbevolking hoort

Slide 14 - Quizvraag

In België wonen 20 miljoen mensen. 5 miljoen mensen daarvan horen bij de beroepsbevolking. Wat is de arbeidsparticipatie?
A
25%
B
50%
C
75%
D
125%

Slide 15 - Quizvraag

Welk soort werkloosheid is dit? "In Overijssel is meer werkloosheid dan gemiddeld in het land"
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Frictiewerkloosheid
C
Seizoenwerkloosheid
D
Regionale werkloosheid

Slide 16 - Quizvraag

Deze werkloosheid is blijvend
A
frictie werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
regionale werkloosheid
D
structurele werkloosheid

Slide 17 - Quizvraag

In januari 2023 waren er 321.000 mensen werkloos. In januari 2024 waren er 310.000 mensen werkloos. Hoeveel procent is de werkloosheid afgenomen?
A
3,5%
B
3,4%
C
210%
D
2,7%

Slide 18 - Quizvraag

Wat is geregistreerde werkloosheid?
A
Als je ingeschreven staat bij het UWV.
B
Als je niet ingeschreven staat bij het UWV.
C
Als je zwart werkt.
D
Als je wit werkt.

Slide 19 - Quizvraag

Bij werkloosheid is er op de arbeidsmarkt meer .... dan ....
A
Vraag - Aanbod
B
Aanbod - vraag

Slide 20 - Quizvraag

De beroepsbevolking in de gemeente Hoogeveen telt 43.000 mensen. De werkloosheid is 5.5%. Hoeveel inwoners zijn werkloos?
A
2390 inwoners
B
2365 inwoners

Slide 21 - Quizvraag

Nederland telt 17 miljoen inwoners.
De beroepsbevolking is 7,8 miljoen mensen.
De werkloosheid in Nederland is 3,6%.
Bereken hoeveel mensen er werkloos zijn.
A
61.200
B
612.00
C
28.080
D
280.800

Slide 22 - Quizvraag

vragen?

Slide 23 - Tekstslide