Samentrekkingen

Samentrekkingen
Lesdoelen: 
Je weet wat een samentrekking is,  
Je kunt herkennen of deze goed of fout zijn, 
Je kunt zelf een samentrekking maken. 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Samentrekkingen
Lesdoelen: 
Je weet wat een samentrekking is,  
Je kunt herkennen of deze goed of fout zijn, 
Je kunt zelf een samentrekking maken. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een samentrekking?
Je laat een deel van een woord of een zin weg, 
zodat je die niet hoeft te herhalen. 

Murat werkt hard en Sarah werkt ook hard
Murat werkt hard en Sarah ook. 

Weg: werkt hard


Slide 2 - Tekstslide

Wanneer mag dit? 
  1. als het woord dezelfde betekenis heeft
  2. als het woord dezelfde functie heeft
  3. als de hoeveelheid gelijk is (enkelvoud/meervoud)

Vandaag gaan we alleen kijken naar 1 en 2. 



Slide 3 - Tekstslide

als het woord dezelfde betekenis heeft
1. Ik hou van voetbal en ik hou van gamen.

Ik hou van voetbal en van gamen.  

Weg: ik hou

Slide 4 - Tekstslide

Als een deel van het woord dezelfde betekenis heeft
2. Hij leest het nieuws uit binnenland en buitenland voor. 

Hij leest het nieuws uit binnen- en buitenland voor. 
Weg: land
Maar: er komt wel een -
Dit mag alleen als het woord eraan vast zit (niet alleen staat) 

Slide 5 - Tekstslide

als het woord dezelfde functie heeft
1. Zij koopt hele dure ringen en hele dure armbanden


Zij koopt hele dure ringen en armbanden. 

Weg: hele dure 

Slide 6 - Tekstslide

MAAR!!!

Slide 7 - Tekstslide

Als je het fout doet, dan staat er heel wat anders!!

Slide 8 - Tekstslide

Uit de krant: wat klopt er niet?
De groep voetbalhooligans uit het westen gooide met stenen en beschadigde auto's.

Slide 9 - Tekstslide

De groep voetbalhooligans uit het westen gooide met stenen en beschadigde auto's.

(kun je met auto's gooien? )

Slide 10 - Tekstslide

Geachte klant,
Klachten over kleding die in de opruiming is gekocht kunnen helaas niet in behandeling worden genomen en mogen niet worden geruild!

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Antwoorden 1
1 Mijn broer gaat vaak naar het voetballen kijken en zijn vriend gaat ook vaak naar het voetballen kijken.
2 Ik heb hard gewerkt, maar mijn zusje heeft niet hard gewerkt.
3 Mijn moeder is naar Turkije geweest, maar ik ben niet naar Turkije geweest.

Slide 16 - Tekstslide

4 Hoe ga je naar Amsterdam, ga je met de auto of ga je met de trein?
5 Idris draagt zijn koffer en ik draag zijn tas.
6 Gisteren regende het en vandaag regent het ook.

Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden 2
1 Mijn moeder is ziek en mijn vader is ook ziek.
2 Ga je morgen weg of ga je overmorgen weg?
3 Mijn broer houdt van zwemmen, maar ik houd niet van zwemmen .
4 Ik denk dat ik vanmiddag ga wandelen of dat ik ga fietsen.
5 Zou jij vanmiddag mijn boek mee kunnen nemen en zou jij vanmiddag mijn boek kunnen terugbrengen naar de bieb?

Slide 18 - Tekstslide

Antwoorden 3
1 Hoog- en laagopgeleiden
2 Hoge-en lagedrukgebieden
3 Op- en aanmerkingen
4 Oosten- en westenwind
5 Woorden- en studieboeken.

Slide 19 - Tekstslide

antwoorden 4

1 Mijn broer gaat morgen met vakantie en ik met de trein.
2 Ga je mee zwemmen of voetballen?
3 Vandaag ga ik naar Amsterdam en morgen ik ga naar Rotterdam. 
4 Vandaag ga ik naar Amsterdam en morgen naar Rotterdam.
5 Vandaag ga ik naar Amsterdam en morgen ga ik Rotterdam.

Slide 20 - Tekstslide

Schrijf de goede zin op:
1 Fotograaf is vast een interessant beroep, maar zou ik later niet willen worden.

2 De dief liep tegen een enmmer en de lamp.

Slide 21 - Tekstslide

Schrijf de goede zin op:
3 Gerus keek naar de heftrucks en daardoor niet goed uit.

4 Lindy werd ineens duizelig en toen met de auto naar huis gebracht.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Schrijf de goede zin op:
Mijn begeleider is ziek en mijn collega's op bijscholingscursus.

Slide 25 - Tekstslide

als het dezelfde hoeveelheid heeft
Henk gaat zwemmen en Matilda gaat naar de bioscoop. 
Henk gaat zwemmen en Matilda naar de bioscoop. 

Henk gaat zwemmen en zijn broers gaan naar de bioscoop. 
Kan NIET weggelaten worden



Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video