H12 CONSTRUCTIES - VOORKENNIS

Een kracht kan:
A
vorm en richting veranderen
B
richting en snelheid veranderen
C
vorm en snelheid veranderen
D
vorm, snelheid en richting veranderen.
1 / 19
volgende
Slide 1: Quizvraag
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Een kracht kan:
A
vorm en richting veranderen
B
richting en snelheid veranderen
C
vorm en snelheid veranderen
D
vorm, snelheid en richting veranderen.

Slide 1 - Quizvraag

Spierkracht
Kleefkracht
Motorkracht
Spankracht

Slide 2 - Sleepvraag

De eenheid van kracht is:
A
gram
B
kilogram
C
newton
D
newton per vierkante meter.

Slide 3 - Quizvraag

De Zwaartekracht reken je uit met de formule:
A
F = m x a
B
Fz = m x 10
C
Fz = m x V
D
Nz = m x 10

Slide 4 - Quizvraag

Je staat op de weegschaal. De weegschaal wijst 49 kg aan. Hoe groot is de zwaartekracht op je lichaam?
A
4,9 kg
B
490 kg
C
49 N
D
490 N

Slide 5 - Quizvraag

1.Schrijf er de grootte van de kracht bij.
2. Pas van af het aangrijpingspunt op de werklijn de juiste lengte af.
3. Teken een horizontale werklijn.
4. Teken de pijl vanaf het aangrijpingspunt met de pijlpunt naar rechts.
5. Kies een aangrijpingspunt.
6. Bereken met de krachtenschaal de lengte van de pijl.

Slide 6 - Sleepvraag

Een krachtmeter met een groot meetbereik heeft een sterke veer.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Op een krachtmeter lees je de kracht af in kilogram.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Een weegschaal is een krachtmeter.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Tijdens het aflezen mag de krachtmeter niet bewegen.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Je leest de krachtmeter af op ooghoogte.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

De kracht op de ver is groter dan de zwaartekracht van het voorwerp op de krachtmeter.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Elke fietser levert een kracht van 150 N.
De nettokracht is:
A
0 N
B
150 N
C
300 N
D
150 x 150 = 22,5 kN

Slide 13 - Quizvraag

Schrijf 3 voorwerpen met een hefboomwerking op.

Slide 14 - Woordweb

Goede antwoorden zijn:
Schaar, ring- steeksleutels, inbussleutel, hamer, alle tangen.
Alle gereedschappen met een draaipunt.

Slide 15 - Tekstslide

De hefboom is in evenwicht. Hoe groot meot de kracht F1 dan zijn?
A
F1 = 175 N
B
F1 = 350 N
C
F1 = 525 N
D
F1 = 700 N

Slide 16 - Quizvraag

Met welke formule bereken je het evenwicht bij hefbomen?
A
F1m1=F2m2
B
F1l1=F2l2
C
F1F1=l1l2
D
l1m1=l2m2

Slide 17 - Quizvraag

De voorkennis toets ging?
Beoordeel van slecht naar prima!
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Waar heb je meer oefeningen van nodig?

Slide 19 - Woordweb