Di 2 febr figuurlijk taalgebruik

Figuurlijk taalgebruik
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Figuurlijk taalgebruik

Slide 1 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik

Slide 2 - Tekstslide


Na deze les weet je 
wat figuurlijke taal is

Wat is figuurlijk taalgebruik? 
In het volgend filmpje wordt het verschil tussen LETTERLIJK en FIGUURLIJK taalgebruik uitgelegd.

Slide 3 - Tekstslide

Ze kookt van woede.
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik

Slide 4 - Quizvraag

Figuurlijk taalgebruik wordt letterlijk genomen.

Slide 5 - Tekstslide

Het zit hen allemaal mee.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 6 - Quizvraag

De toekomst lacht ons tegemoet.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 7 - Quizvraag

Door een roze bril kijken.
A
letterlijk taalgebruik
B
figuurlijk taalgebruik

Slide 8 - Quizvraag

DOEL

FIGUURLIJK TAALGEBRUIK 


- het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik kennen

- figuurlijk taalgebruik herkennen en begrijpen

- je kunt de betekenis van uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek



Slide 9 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik?

Slide 10 - Open vraag

Het schilderij springt van het doek.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 11 - Quizvraag

In onze tuin staat de hoogste boom van de buurt.
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik

Slide 12 - Quizvraag

Uitleg: letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Figuurlijk taalgebruik
Met figuurlijk taalgebruik bedoelen we dat je iets zegt of schrijft dat je niet letterlijk moet nemen. Figuurlijk taalgebruik kom je tegen bij beeldspraak zoals een vergelijking.
Voorbeelden van figuurlijk taalgebruik
.

vb. Ze kookt van woede. (Ze kookt natuurlijk niet echt. Ze is heel kwaad).

Letterlijk taalgebruik
Met letterlijk taalgebruik bedoelen we dat wat je zegt zo is. Je doet precies wat er wordt gezegd.
vb. Ga de klas uit!

Slide 13 - Tekstslide

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
gwn kip met rijst
B
een spreekwoord
C
een uitdrukking en een spreekwoord
D
een uitdrukking

Slide 14 - Quizvraag

Ik weet wat figuurlijk taalgebruik is.
A
ja
B
nee
C
ongeveer
D
snap het niet zo goed

Slide 15 - Quizvraag

Huiswerk voor di 25 jan.
Over taal maken opdr. 28 en 29 
Leren blz. 161
Figuurlijk taalgebruik

Slide 16 - Tekstslide