Les voor toetsweek

Goedemorgen!
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen!

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
  •  Vragen over de oefentoets?
  • Lesstof herhalen
  • Tijd voor vragen en leren

Slide 2 - Tekstslide


  • 1 Woordraadstrategie  zoek een synoniem 
  • 2 Woordraadstrategie zoek een omschrijving of definitie
  • 3 Woordraadstrategie zoek een voorbeeld
  • 4 Woordraadstrategie zoek een tegenstelling 
  • 5 Woordraadstrategie zoek een bekend woorddeel
  • 6 Woordraadstrategie bekijk de afbeelding
  • 7 Woordraadstrategie zoek de betekenis op in het woordenboek
  • 8 Woordraadstrategie lees een stukje verder of terug









Slide 3 - Tekstslide

Tekst- of schrijfdoelen
Schrijfdoel
Voorbeelden van tekstvormen
informeren
nieuwsbericht, informatief artikel, brochure, etc.
instructie geven
recept, gebruiksaanwijzing, etc.
mening geven/overtuigen
betoog, column, meningvormend artikel, ingezonden brief, recensie, etc.
tot handelen aanzetten/
overhalen
reclametekst, advertentie, folder, etc.
amuseren
stripverhaal, leesboek, roman, etc.

Slide 4 - Tekstslide

Tijd voor vragen en om te leren/oefenen
www.cambiumned.nl

´Lezen´

Slide 5 - Tekstslide

onderwerp en hoofdgedachte

  • wat zijn ook al weer ........ ?

Slide 6 - Tekstslide

Onderwerp en hoofdgedachte
Een tekst heeft natuurlijk altijd een ONDERWERP.
Daarnaast heeft elke tekst een HOOFDGEDACHTE.

Deze moet je zelf kunnen bepalen!

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdgedachte
  • Het belangrijkste wat er over het onderwerp wordt gezegd is de hoofdgedachte.

  • Dat is wel een hele zin, maar geen vraagzin!

  • Ook de hoofdgedachte vind je meestal in de inleiding of aan het einde van de tekst

Slide 8 - Tekstslide

Figuurlijk  taalgebruik


Wat is figuurlijk taalgebruik?

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg: letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Figuurlijk taalgebruik
Met figuurlijk taalgebruik bedoelen we dat je iets zegt of schrijft dat je niet letterlijk moet nemen. Figuurlijk taalgebruik kom je tegen bij beeldspraak zoals een vergelijking.
Voorbeelden van figuurlijk taalgebruik
.

vb. Ze kookt van woede. (Ze kookt natuurlijk niet echt. Ze is heel kwaad).

Letterlijk taalgebruik
Met letterlijk taalgebruik bedoelen we dat wat je zegt zo is. Je doet precies wat er wordt gezegd.
vb. Ga de klas uit!

Slide 10 - Tekstslide

figuurlijk taalgebruik    
vergelijking
metafoor
De schrijver/spreker vergelijkt iets met een beeld. 
 
beeld + waar het naar verwijst (origineel)
De schrijver/spreker gebruikt een beeld voor wat hij bedoelt. 

alleen het beeld 
Jouw kamer lijkt wel een zwijnenstal. 

Marijn, een echte angsthaas, ging er als eerste vandoor.
Wat een zwijnenstal!

De angsthaas ging er als eerste vandoor. 

Slide 11 - Tekstslide

Metafoor

• Bij een metafoor wordt het object/werkelijkheid weggelaten: het wordt vervangen door het beeld. Betekenis moet je zelf vaststellen.





Slide 12 - Tekstslide

Nabespreking

Slide 13 - Tekstslide