Oefenvragen Begrijp ik jou

MRT is voor kinderen met motorische problemen en PMT voor mensen met psychische problemen (1)
Waar
Onwaar
1 / 27
volgende
Slide 1: Poll
MentorlesHBOStudiejaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

MRT is voor kinderen met motorische problemen en PMT voor mensen met psychische problemen (1)
Waar
Onwaar

Slide 1 - Poll

MRT gaat over bewegen gebruiken als middel terwijl bij PMT beter bewegen het doel is (2)

Waar
Onwaar

Slide 2 - Poll

Kennis wordt direct opgeslagen in het lange termijn geheugen en dan in werkgeheugen (2)

Onwaar
Waar

Slide 3 - Poll

Sara is een meisje met een ernstige vorm van suikerziekte. Haar bloedsuiker is soms zo laag dat zij even moet gaan rusten. Hiervoor kan zij op school naar een apart kamertje om bij te komen. Onder welk cluster valt Sara?
A
cluster 1
B
cluster 2
C
cluster 3
D
cluster 4

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de reden dat kinderen met een auditieve stoornis in de beginjaren van hun leven in cluster 3 terecht komen in plaats van cluster 2?
A
Omdat men nog niet weet dat deze kinderen doof zijn
B
Omdat een auditieve stoornis gezien wordt als een ontwikkelachterstand
C
Omdat een auditieve stoornis automatisch aan autisme gevonden is
D
Omdat een auditieve stoornis, taalproblematiek oplevert net als bij autisme

Slide 5 - Quizvraag

Welke bewering is waar?


Welke bewering is waar?

A
Op cluster 4 scholen zitten zowel kinderen met zowel een verstandelijke- als lichamelijke beperking.
B
Een hoog percentage van leerlingen op het SO keert na een aantal jaar terug naar het regulier onderwijs.
C
Als een leerling in het regulier onderwijs niet wil springen in de trampoline, heeft dit niks te maken met een (eventuele) beperking.
D
De meeste leerlingen op een cluster 3 school hebben een IQ van 70 of lager.

Slide 6 - Quizvraag

Welke uitspraak geeft de kern van de psychomotorische therapie weer:
A
In het bewegen wordt meer verteld dan in het praten
B
Doe wat werkt, stop met wat niet werkt
C
Cliënten beschikken al over de benodigde bronnen om te veranderen
D
Om sociale veiligheid te vergroten is het stellen van duidelijke grenzen belangrijk

Slide 7 - Quizvraag

Sofie geeft les op een school met leerlingen die slecht horen en die ernstige communicatie moeilijkheden hebben. In welk cluster geeft Sofie les?
A
Cluster 1
B
cluster 2
C
cluster 3
D
cluster 4

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer een politie student op de 10 meter duikplank staat en hij twijfelt of hij gaat ja of nee. Kan dit een voorbeeld zijn van:
A
Bevriezen
B
Vechten
C
Vluchten
D
Twijfelen

Slide 9 - Quizvraag

Op welke manier kan je de woorden die je gebruikt nog meer verduidelijken?


A
Door andere woorden toe te voegen.
B
Door steekwoorden neer te zetten.
C
Door beelden er bij te gebruiken.
D
Door ze de woorden zelf te laten lezen

Slide 10 - Quizvraag

Welke factor heeft de meeste invloed op leren bij leerlingen?

A
De voorkennis die er is.
B
Intellectuele vaardigheden.
C
Verscheidenheid aan overtuiging.
D
De houding ten opzichte van leren

Slide 11 - Quizvraag

Max is de eerstvolgende op de bank. Het is eindelijk zijn beurt, maar hij blijft zitten en staart vooruit. Irene naast hem, gaat vervolgens. Wat is er mogelijk met Max aan de hand?
A
Hij heeft geen zin
B
Hij heeft een lvb
C
Max heeft faalangst
D
Max heeft een absence

Slide 12 - Quizvraag

Kevin loopt de sporthal binnen en gaat direct op zijn vaste plekje naast de bank en vlak bij de deur zitten. Hij zit het liefst een eindje van de andere leerlingen af omdat hij het moeilijk vindt om met hen te praten. De docent legt de activiteit uit waarbij hij vertelt dat de deelnemers met een touw naar de overkant moeten zwaaien. Daarna vertelt hij dat de touwen lianen zijn en het grondwater is waar krokodillen in zwemmen. Kevin raakt na de uitleg gefrustreerd. Welke stoornis of beperking past er bij het gedrag van de deelnemer (Kevin) bij de beschreven casus?
A
LVB
B
Non-verbal learning disability (NLD)
C
ASS
D
De deelnemer heeft geen stoornis of beperking

Slide 13 - Quizvraag

Casus: Tijdens de uitleg van de opdrachten van de les steekt Merel continu haar hand op. Ook merk je op dat als ze een vraag stelt het erg lang duurt voordat ze klaar is met praten. Tijdens de les is ze houterig aan het bewegen en zie je dat ze zich niet op haar gemakt voelt. Hoe kun je Merel het beste helpen?
A
Accepteren dat de Merel vragen stelt en niet alleen letten op wat de Merel zegt maar vooral op wat ze doet.
B
Visuele instructies geven en in discussie gaan waarom ze zich niet op haar gemak voelt en zo anders opstelt naar de groep. Hierin een zakelijke houding aannemen.
C
Dwingen tot sociaal contact en blijven vragen waarom ze het niet snapt.
D
Grapjes maken om haar beter te laten voelen en persoon uitdagen tot exploratie tot zintuigelijk gebied

Slide 14 - Quizvraag

Casus: Stel je hebt de leerling volgens de juiste volgorde van het stappenplan proberen te helpen en door zowel het perspectief van de begeleider als van de deelnemer niet leidt tot ander gedrag en er een fysiek conflict dreigt.

Welk van deze stappen kun je wel toepassen?
A
De leerling vastpakken en meenemen naar de klas?
B
Keuzemogelijkheid geven tussen 3 keuzes?
C
De deelnemer vastpakken en samen meenemen naar een van de keuzes?
D
Net zo lang wachten tot de leerling een keuze van de docent maakt

Slide 15 - Quizvraag

Casus: Je bent aan het lesgeven op het speciaal onderwijs. Je werkt in 2 vakken. Jou stagiaire geeft een vak met basketbal zelfstandig en jij begeleid het vak met de ringen. Na het uitleggen van de onderdelen en het verdelen van de kinderen, doe jij nog even snel de ringen omhoog. Hiervoor moet je in het materialenhok inlopen en op een digitale tablet drukken om de ringen te activeren. Nadat je je hebt omgedraaid zie je dat ‘Rik’ het uitschreeuw van frustratie, hij gooit een paar Bosan-blokken om en scheld 2 kinderen uit.

Jij wilt dit gaan oplossen volgens het stappenplan. Wat is de juiste volgorde van handelen volgens dit stappenplan:
A

Slide 16 - Quizvraag

Casus: Je bent aan het lesgeven op het speciaal onderwijs. Je werkt in 2 vakken. Jou stagiaire geeft een vak met basketbal zelfstandig en jij begeleid het vak met de ringen. Na het uitleggen van de onderdelen en het verdelen van de kinderein contact met de deelnemer – 4. Geef duidelijk aan wat je van de deelnemer verwacht – 5. Geef de deelnemer een alternatiefn, doe jij nog even snel de ringen omhoog. Hiervoor moet je in het materialenhok inlopen en op een digitale tablet drukken om de ringen te activeren. Nadat je je hebt omgedraaid zie je dat ‘Rik’ het uitschreeuw van frustratie, hij gooit een paar Bosan-blokken om en scheld 2 kinderen uit.

Jij wilt dit gaan oplossen volgens het stappenplan. Wat is de juiste volgorde van handelen volgens dit stappenplan:
A
Analyseer wat er voorvalt – 2. Geef duidelijk aan wat je van de deelnemer verwacht– 3. Blijf in contact met de deelnemer – 4. Blijf ten alle tijden rustig! – 5. Maak een keuze voor de deelnemer
B
Blijf ten alle tijden rustig! – 2. Analyseer wat er voorvalt – 3. Blijf in contact met de deelnemer – 4. Geef duidelijk aan wat je van de deelnemer verwacht – 5. Geef de deelnemer een alternatief
C
Blijf ten alle tijden rustig! – 2. Blijf in contact met de deelnemer – 3. Analyseer wat er voorvalt – 4. Geef duidelijk aan wat je van de deelnemer verwacht – 5. Maak een keuze voor de deelnemer
D
Analyseer wat er voorvalt – 2. Blijf in contact met de deelnemer - 3. Geef duidelijk aan wat je van de deelnemer verwacht – 4. Geef de deelnemer een alternatief - 5. Maak een keuze voor de deelnemer.

Slide 17 - Quizvraag

Casus: Joost is een jongen van 12. Hij is altijd erg enthousiast, alleen heel erg snel afgeleid. Tijdens een potje voetbal geeft Joost per ongeluk een te harde schouderduw aan een medeleerling, deze leerling heeft pijn en vond het niet leuk. Joost snapt alleen niet dat deze jongen het niet “grappig” of “erg” vond. Joost pakt de bal en gaat in zijn eentje verder. Hij wilt scoren, maar het lukt hem niet. Joost stopt er mee.
A
Faalangst
B
Licht verstandelijke beperking (LVB)
C
Syndroom van Down

Slide 18 - Quizvraag

Casus: Joost is een jongen van 12. Hij is altijd erg enthousiast, alleen heel erg snel afgeleid. Tijdens een potje voetbal geeft Joost per ongeluk een te harde schouderduw aan een medeleerling, deze leerling heeft pijn en vond het niet leuk. Joost snapt alleen niet dat deze jongen het niet “grappig” of “erg” vond. Joost pakt de bal en gaat in zijn eentje verder. Hij wilt scoren, maar het lukt hem niet. Joost stopt er mee.
A
Faalangst
B
Licht verstandelijke beperking (LVB)
C
Syndroom van Down
D
Autisme Spectrum Stoornis (ASS)

Slide 19 - Quizvraag


A

Slide 20 - Quizvraag

De vraag "Wat wilt u voor het probleem in de plaats?’ is een voorbeeld van een vraag naar het doel van de client (1)
Waar
Onwaar

Slide 21 - Poll

Praten over successen in verleden, heden en toekomst helpt (1);
Waar
Onwaar

Slide 22 - Poll

Parafraseren is het herhalen van wat iemand zegt (1)
Waar
Onwaar

Slide 23 - Poll

Je les liep niet lekker zeg je. Over welke andere onderwerpen wil je nog met mij praten? Dit is een voorbeeld van een suggestieve vraag

Slide 24 - Poll

Vertel eens over je stage is een gesloten vraag
Waar
Onwaar

Slide 25 - Poll

Als je veel informatie wilt inwinnen kun je het beste gesloten vragen stellen
waar
onwaar

Slide 26 - Poll

Bij een gesloten vraag kun je niet met ja of nee antwoorden
Onwaar
Waar

Slide 27 - Poll