Les 2 - formeel en informeel taalgebruik

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek en ga lekker lezen!

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag ...
  • Startopdracht
  • Uitleg taalgebruik
  • Uitleg zakelijke e-mail
  • Uitleg bouwplan
Doel van de les: Je kunt het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

Startopdracht
  • Werk in tweetallen.
  • Pak een situatiestrookje.
  • Bedenk samen hoe je in deze situatie zou praten of schrijven.
  • Pak hierna het volgende strookje. 

Een aantal tweetallen presenteert daarna een situatie voor de klas.
timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

Situaties

Slide 4 - Tekstslide

Wat is 'taalgebruik'?

Slide 5 - Woordweb

Taalgebruik 
  • Formeel taalgebruik: taal die je in officiële situaties gebruikt.
  • Informeel taalgebruik: taal die je tegen bekenden gebruikt.

Slide 6 - Tekstslide

Maken
Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 4 van je boekje.

Slide 7 - Tekstslide

Nabespreken
Opdracht 1:
1.    Wat is de aanleiding voor Ramses’ e-mail?
Ramses wil André Kuipers interviewen.

2.    In het middenstuk stelt Ramses drie vragen. Noteer ze alle drie.
Mag ik u een keer interviewen?
Mag ik ook een foto van u maken?
En (mag ik) het interview opnemen?


3.    Welke hoop spreekt Ramses uit in het slot?
Ramses spreekt de hoop uit dat hij snel een antwoord van André Kuipers krijgt.

Slide 8 - Tekstslide

Nabespreken
Opdracht 2
1.    Leg uit waarom de onderwerpregel van tekst 2 beter is dan die van tekst 1.
De onderwerpregel van tekst 2 is korter.
2.    Leg uit waarom de aanhef in tekst 2 beter is dan die van tekst 1.
De aanhef van tekst 2 is beleefder.
3.    Leg uit waarom de groet in tekst 2 beter is dan die van tekst 1.
De groet in tekst 2 is formeler.
4.    Waarom is tekst 2 iets langer dan tekst 1?
Tekst 2 is iets langer, omdat er een witregels zit tussen de verschillende onderdelen van de e-mail.
5.    Welke tekst ziet er overzichtelijker uit? Leg je antwoord uit.
Tekst 2 ziet er overzichtelijker uit door de witregels.

Slide 9 - Tekstslide

Je weet nu:
  • Hoe een tekst is opgebouwd:
- Inleiding
- middenstuk (deelonderwerpen)
- slot
  • Hoe je een inleiding en een slot moet schrijven.
  • Wat het verschil is tussen formeel en informeel taalgebruik.
Je gaat nu leren:
- Wat een zakelijke e-mail is
- Hoe je bouwplan maakt

Slide 10 - Tekstslide

Zakelijke e-mail
Een zakelijke e-mail stuur je naar bedrijven of personen die je meestal niet kent.

In een zakelijke e-mail gebruik je formele taal.

Slide 11 - Tekstslide

In welke situaties schrijf
je een zakelijke e-mail?

Slide 12 - Woordweb

Zakelijke e-mail
Hoe schrijf je een zakelijke e-mail?
Inhoud
  • In de aanleiding schrijf wie je bent en waarom je de e-mail schrijft. Dat noem je de aanleiding voor de mail.
  • In het middenstuk geef je aan welke informatie je wilt hebben of stel je je vragen. 
  • In het slot spreek je een wens of verwachting uit, bijv. 'Ik hoop snel een antwoord van u te krijgen.'

Slide 13 - Tekstslide

Zakelijke e-mail
Vorm
  • Vul altijd de onderwerpregel in. Noteer kort en duidelijk waar de e-mail over gaat. 
  • Begin met een beleefde aanhef (Beste mevrouw De Hoog)
  • Spreek de ander aan met 'u' en gebruik formele taal.
  • Gebruik witregels tussen alle onderdelen van de e-mail. 
  • Controleer je e-mail op taal- en spelfouten. 
  • Sluit af met 'Met vriendelijke groet'
  • Vermeld onderaan je volledige naam. 

Slide 14 - Tekstslide

Schrijven (bouwplan)
Voordat je een tekst gaat schrijven, denk je na over:
- Het onderwerp
- Het tekstdoel --> amuseren, informeren, overtuigen, activeren
- De hoofdgedachte
- De inhoud --> wat wil je vertellen, in welke volgorde (structuur)

Slide 15 - Tekstslide

Bouwplan

Slide 16 - Tekstslide