Samenvatting Burgerlijke cultuur

Burgerlijke cultuur in Nederland in de 17de eeuw
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Burgerlijke cultuur in Nederland in de 17de eeuw

Slide 1 - Tekstslide

  • Calvinisme 
  • Strijd tegen Spanjaarden
  • Geloofsvrijheid
  • Unie van Utrecht
  • Republiek
Het Calvinisme was voor een kleine maar belangrijke groep Nederlanders het geloof.
Zij vormden een belangrijke groep in de strijd tegen de katholieke Spanjaarden die de Nederlanden op dat moment
overheersten. De overgrote meerderheid van de Nederlanden was nog katholiek.
In de strijd tegen de Spanjaarden, waren het de calvinisten die 
zich het felst verzetten, en die de Rooms-Katholieken ervan wisten te overtuigen dat ook zij zich tegen de Spaanse  overheersing zouden moeten verzetten.  Dat was geen gering iets, want daarmee 
zouden de katholieken tegen de katholieke Spanjaarden en voor de calvinisten  moeten kiezen
 Onder invloed van het Humanisme (denk aan Erasmus) was 
gewetensvrijheid, tolerantie ten aanzien van andersdenkenden een belangrijke  verworvenheid geworden, en dat gaf de 
katholieken de mogelijkheid om toch mee te doen in de strijd tegen de katholieke  Spanjaarden. Ze wisten dat ze niet 
vervolgd zouden worden vanwege hun geloof of andere opvattingen. 
Op 23 januari 1579 sloten een aantal noordelijke Nederlandse gewesten een politieke overeenkomst: de Unie van Utrecht. De gewesten spraken onder meer af de Spanjaarden gezamenlijk te gaan bestrijden en géén afzonderlijk akkoord te sluiten met de Spaanse koning Filips II. De ondertekening van de Unie van Utrecht is een belangrijk moment in de Tachtigjarige Oorlog.
In die tijd was die geloofsvrijheid uniek, want in de omringende landen waren er felle  godsdiensttwisten, met vervolgingen van ‘ketters’. Dat de situatie in Nederland zo  anders was had onder andere te maken  met de unieke situatie in Nederland: het  was namelijk een republiek waarin zeven Nederlandse provinciën verenigd waren; een centralistisch, absoluut gezag ontbrak,  en de zeven provinciën hadden ieder hun eigen inbreng. 
De Nederlanden in de 17e eeuw

Slide 2 - Tekstslide

De machthebbers: de Burgerij
  • Regenten
  • Platteland
  • Gilden
  • Vrede van Munster
  • Gouden Eeuw
Nederlandse steden werden bestuurd door ‘regenten’; dat waren veelal leden van  vooraanstaande koopmansfamilies. In de  meeste gewesten (Staten / Provinciën) hadden de steden en daarmee vaak ook de regentenfamilies de grootste inbreng in de gewestelijke Statenvergadering. 
Volgens het verdrag van de Unie van Utrecht, zouden de gewesten in de StatenGeneraal gezamenlijk beslissen over belangrijke zaken. 
 Op het platteland waren er nog steeds adellijke  grootgrondbezitters, maar die lieten de  boeren wel delen van hun opbrengst op de  markten in de steden verkopen. Met de  winst die de boeren daaruit maakten, kochten ze allerlei gereedschap en  middelen om het land beter te bewerken waardoor de opbrengst steeds verder kon  stijgen. Dit zorgde voor een steeds sterker  ontwikkelende handel van de dorpen naar de steden. 
Daarnaast had je in de steden nog een belangrijk instituut: de gilden. Deze gilden waren reeds vanaf de Middeleeuwen belangrijke organen om de kwaliteit van  het ambachtswerk in stand te houden. 
Nadat in 1648 de Vrede van Munster gesloten was ( dit was het einde van de  tachtigjarige oorlog) werd Amsterdam de nieuwe wereldhaven, in plaats van Antwerpen. Vanuit deze nieuwe 
wereldhaven ontstond een druk handelsverkeer, onder andere naar Azië, Afrika en Amerika. De koopmansstand – de burgerij – kon zich mede daardoor als de belangrijkste stand ontwikkelen. 
 Terwijl men in de omringende landen druk bezig was met het achtervolgen van ‘ketters’ en met het naar zich toe trekken van de 
macht (zoals Lodewijk de XIVe ) kon de Nederlandse Republiek, met de gewetensvrijheid en het gunstige handelsklimaat, uitgroeien tot een van de machtigste en meest welvarende landen van de 17de eeuw. Deze eeuw waarin niet alleen handel en economie tot een grote bloei kwamen, kwamen ook de kunst en cultuur tot een grote bloei: dit alles zorgde voor de benaming ‘de Gouden Eeuw”. 

Slide 3 - Tekstslide

Zuidelijke Barok en
 
Contrareformatie
Zuid Europa: Contrareformatie + Pracht en praal:
  •  religieus onderwerp, liefst met een dramatisch karakter
  • Werken met sterke licht donker
    effecten
  • Veel beweging / dynamiek 
  • Veel gebruik te maken van
    ornamenten (bij voorkeur met goud: als verwijzing naar het hemelse licht en de eeuwigheid)
  • Veel diagonale lijnen in de
    composities
  • Veel gebogen vormen (concaaf & convex)
  • Als onderliggende structuur een
      sterke symmetrie
In de Zuid Europese Barok stond de kunst  als het ware in dienst van het geloof: de Contra Reformatie. Daarbij moest de kunst pracht en praal tonen om op die manier de gelovigen te overtuigen van het gelijk van 
de kerk van Rome en het roomskatholieke geloof. 
 Rubens kwam uit Antwerpen. Toch is de kunst die hij maakte wel degelijk heel sterk beïnvloed door de Zuid Europese Barok omdat hij 
namelijk veel reizen ondernam naar Italië om de kunst daar te bestuderen. Dat deden trouwens veel kunstenaars in deze tijd: men zag de klassieke kunst als een voorbeeld. Kunstenaars streefden er naar om op deze manier serieus genomen te worden als echte kunstenaars, en daarmee aan de status van ambachtslieden te ontsnappen. Ook werkte Rubens zelfs aan het hof van Mantua. Daarom is zijn stijl toch als kenmerkend voor deze zuidelijke Barok variant te noemen. 
Peter Paul Rubens 'Kruisafneming' 1611t

Slide 4 - Tekstslide

Noordelijke Barok: Classicisme en Calvinisme
Kenmerken van deze Nederlandse schilderkunst uit de Gouden Eeuw zijn: 
  • Sterke mate van (selectief) realisme
  • Grote aandacht voor het detail /stofuitdrukking
  • Nieuwe onderwerpen / of onderwerpen die op een nieuwe manier verwerkt worden: Landschappen, zeegezichten, stillevens, genreschilderijen, portretten, groepsportretten, schutterstukken
  • Een bepaalde mate van  ingetogenheid, soberheid en intimiteit
  • Symbolen/sterk moraliserende toon
  • Grote aandacht voor licht / lichtval/licht-donker
  • Verwijzingen naar de stand van
    wetenschap en techniek uit de 17e eeuw (landkaarten, wetenschappelijke instrumenten etc)
Als een reactie op de uitbundige en versierende stijl van de zuidelijke Barok van de Contrareformatie ontstond er in de Noordelijke Barok een veel soberdere, meer op de klassieke kunst geïnspireerde 
vorm van Barokkunst. Daaronder werd zowel de kunst uit de Griekse en Romeinse Oudheid verstaan als de kunst uit de Renaissance, bijvoorbeeld van Rafaël. Deze kunst is helder van stijl, en streeft naar harmonie en evenwicht dat gebaseerd is op toepassing van stijlregels 
( eerder rationeel dus). de kerk van Rome en het roomskatholieke geloof. 
De invloed van het classicisme is heel goed terug te zien in de architectuur van de Nederlanden in de Gouden Eeuw. Ook in de schilderkunst zie je dat het classicisme belangrijk is: met name in de 
historieschilderijen en allegorieën. 
Toch is het classicisme niet de typerende stijl geworden van de noordelijke Barok.
Dat heeft met name te maken door de nieuwe ontwikkelingen in de kunst en de invloed van typisch Nederlandse kenmerken in de schilderkunst.
Johannes Vermeer 'Soldaat en lachend meisje'1658

Slide 5 - Tekstslide

De Burgerij als opdrachtgever
  • Burgermecenaat
  • Iedereen kocht kunst
  • Genrestukken
  • Verschillende genres/onderwerpen:specialisatie
  • Heel veel schilderijen
Het burger mecenaat was belangrijk voor de schilderkunst. Dit mede omdat de kerk geen opdrachtgever meer was, vanwege  de opvattingen van het Calvinisme. 
Gelukkig werden er, voornamelijk door de enorme vraag uit burgerlijke kringen, veel kwalitatief hoogstaande schilderijen 
gemaakt in alle mogelijke genres. Je kon deze schilderijen op veel plaatsen kopen, zelfs op kermissen. Dat had tot gevolg dat er door veel mensen kunst gekocht werd, en dit had wel degelijk een bepaalde 
invloed op de ontwikkeling van de schilderkunst.
Genrestukken met een duidelijke moraal zoals Jan Steen die 
bijvoorbeeld maakte, waren erg in trek bij de burgerij. Het nuttige werd met het aangename verenigd in dergelijke 
genrestukken. De moraal van deze schilderijen had vaak te maken met de calvinistische opvattingen.
In het begin van de 17de eeuw traden de Amsterdamse patriciërs (rijke burgers) op als begunstigers van zowel de beeldende kunst, als de letterkunde en de muziek. De zogenaamde rederijkerskamers waren van groot belang voor het culturele leven in de Republiek. Deze rijke burgers wilden o.a. schilderkunst kopen die vooral bestond uit 
genrestukken, landschappen, zeegezichten, stillevens, portretten, 
groepsportretten. 
Schattingen over de periode 1580-1800 gaan ervan uit dat er in de Nederlandse Republiek 50.000 tot 100.000 schilders actief waren, die tussen de vijf en tien miljoen schilderijen hebben geproduceerd.

Slide 6 - Tekstslide

De Hollandse stad in de Gouden Eeuw
  • Rijke burgerij
  • Steden floreren
  • Stadsbeschrijvingen 
In de 17de eeuw maken de Hollandse steden een ware transformatie door. Dit heeft deels te maken met de opdrachtgevers van bouwwerken. Van oudsher had de adel het voor het zeggen en zij woonden op landgoederen buiten de stad. In de Gouden Eeuw echter maakt de burgerij, rijk geworden van de handel, de dienst uit. Deze nieuwe elite woont in herenhuizen en grachtenpanden bínnen de stadsmuren, waar de handel zich tenslotte ook afspeelt. Zij brengen hun zomers wel graag op een ‘buiten’ door, want de adellijke lifestyle had zijn charmes nog niet verloren. 
De groei van de steden leidt tot het ontstaan van nieuwe types gebouwen. Waar een gebouw vroeger nog meerdere functies had, krijgen ze nu elk een eigen taak. Zo verschijnen er aparte bouwwerken voor bijvoorbeeld handel, bestuur en sociale zaken. De financiële middelen zijn ruim voorhanden, dus de beste architecten worden aan het werk gezet om deze gebouwen te verheffen tot ware kunstwerken. 
De grote stedelijke trots blijkt ook uit de vele stadsbeschrijvingen uit die tijd, waarin stadsbesturen vol lof vertellen over de belangrijkste gebouwen in hun stad. Deze beschrijvingen werden speciaal uitgegeven om het imago van hun stad op te bouwen en de stad te promoten. 

Slide 7 - Tekstslide

De Renaissance
  • 1400-1600
  • wedergeboorte klassieken
  • Proportieleer 
Om de bouwkunst in de 17e eeuw in de Nederlanden goed te begrijpen, kijken we eerst naar de heersende bouwstromingen in Europa in deze tijd: de renaissance en de barok.
De Renaissance is een bouwstijl die opkomst rond 1400 en later rond 1600 overgaat in de Barok.
De oud Griekse en Romeinse bouwkunst werd herontdekt en bewonderd.
De hernieuwde belangstelling voor de vormentaal van de Oudheid wordt uitgebreid toegepast in de Architectuur. Denk aan timpanen, zuilen en pilastersm, koepels, symmetrie etc.

Proportie en harmonie waren erg belangrijk, zoals ook in de klassieke oudheid. Het menselijk lichaam als uitgangspunt voor de maarvoering: De Gulden Snede 
Men bestudeerde de verhandeling van de Romein Vitruvius en men ging uit van de maat van antieke gebouwen (die nog ruimschoots---veelal ruines-- aanwezig waren in Italië) om zich vertrouwd te maken met de 'taal' van die architectuur.

Slide 8 - Tekstslide

De Barok
  • Rijk versierde stijl
  • Barocco
  • contrareformatie
Onder invloed van de Italiaanse architecten Francesco Borromini, Gian Lorenzo Bernini en de Zwitserse Carlo Maderno wordt een stijl ontwikkeld die rijk, gedurfd is. De Barok, al maakt ze nog steeds gebruik van Romeinse en renaissance-begrippen, breekt met de beperkingen van het klassieke bouwen en loopt uit op een ware stortvloed van gebogen, plastische vormen. 
Barrocco is een juweliersterm om een ruwe parel of onbewerkte steen aan te duiden. Het gebrek aan verfijning, en de overdaad, zou de stijl van Maderno en zijn navolgers deze roepnaam opleveren. Een kenmerk van de barokbouwstijl is dat door middel van de overdaad indruk op de bezoeker gemaakt moest worden.
In de kerkelijke architectuur was de barok een overwegend katholieke stijl. In de tijd van de contrareformatie bouwden onder andere de jezuïeten veel kerken in deze stijl.

Slide 9 - Tekstslide

Architectuur in de Nederlanden
  • Hollandse Renaissance
       (Hollands manierisme)
  • Hollands Classicisme
        (Hollandse barok)
Tijdens de eerste jaren van de Tachtigjarige Oorlog met Spanje was er weinig geld beschikbaar voor kunst en architectuur in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Dit veranderde tegen 1590, aan het begin van de Gouden Eeuw, toen de Republiek niet meer zo in de verdrukking zat en het economisch mee zat. De bloeiende economie had tot gevolg dat de steden sterk in omvang toenamen. Van 1590 tot 1621 werd er voornamelijk in Holland en Zeeland volop gebouwd. De bekendste architect in deze periode was Hendrick de Keyser. Deze periode, ook wel de Hollandse Renaissance genoemd, kenmerkt zich door rijkversierde panden., 
In de jaren twintig van de zeventiende eeuw kwam de streng classicistische stijl in trek onder invloed van Jacob van Campen.  De jaren 50 en 60 van de zestiende eeuw was de meest expansieve periode op gebied van stadsontwikkeling gedurende de Gouden Eeuw. Na het sluiten van de vrede in 1648 werden bouwplannen weer opgepakt en uitgevoerd. Het meest imponerende gebouw  was ongetwijfeld het stadhuis van Amsterdam waarvan de bouw vlak na de Tachtigjarige Oorlog begon. De grootste stadsuitbreiding van de stad bood rijke kooplieden de kans herenhuizen te bouwen aan de Herengracht en de Keizersgracht. 

Slide 10 - Tekstslide

Renaissance
- Harmonieus
- Menselijke maat
- Klassieke inspiratie
Barok
- Dynamisch
- Groots en veel
- Klassieke inspiratie
Hollands classicisme
- Harmonieus
- Groots
- Klassieke inspiratie

Slide 11 - Tekstslide

Theater in de 17e eeuw in de Nederlanden
  • Toegankelijk 
  • Kluchten
  • Komedie/blijspel
  • Tragedie/treurspel
  • Spektakelstukken
  • Ter lering en vermaak
Het toneel in de 17de eeuw was zeer toegankelijk. Er werden geen hoge toegangsprijzen gevraagd en er was maar een beperkt aantal plaatsen voor het betere publiek dat zich van het 'grauw' wilde onderscheiden. Bij het toneel kon werkelijk iedereen zich vergapen aan de wonderlijke avonturen in de godenwereld of genieten van de gruwelen en heldendaden van Romeinse veldheren. Behalve in de schouwburg, vertoonden goden en helden zich in de reizende theaters en de rederijkerskamers.
In een tragedie werd een geschiedenis van hooggeplaatste personen met een droevig of gruwelijk einde uitgebeeld, geschreven in een verheven taal. Een Aristotelische tragedie is een klassieke vorm van theater waarbij met name de regels van de filosoof Aristoteles worden nageleefd. De stemming in het stuk is voortdurend ernstig en verheven, het publiek moet meeleven met de psychologische conflicten en gelouterd (gezuiverd) de zaal verlaten. Een bekende tragedieschrijver is Joost van den Vondel.
Schrijven was in de zeventiende eeuw een hobby die erg serieus werd genomen. Een dichter diende een religieuze of politieke les op een vermakelijke en leerzame manier te verpakken, met boeiende voorbeelden. Het vermaak stond daarbij op de voorgrond, met aan het einde van het verhaal of toneelstuk een moraliserende opmerking.
Een komedie lijkt veel op een klucht, maar een komedie heeft meer structuur en minder platte taal en minder volkse personages dan een klucht. De personages zijn herkenbaar en de situaties wat alledaagser. De verhaallijn in de komedie heeft wat meer inhoud dan bij een klucht, waar het eigenlijk alleen om de komische situaties gaat. Bekende komedieschrijvers zijn Gerbrand Adriaenz Bredero en P.C. Hooft.
Een klucht was in de eerste instantie een kort toneelstuk waarbij het volkse vermaak centraal stond. Veelvoorkomende thema’s waren gierigheid, overspel, goedgelovigheid en dronkenschap. Kluchten zaten vol met karikaturen, eindrijm en er werd veel geknutseld met taal. Als functie stond vooral het vermaak voorop, maar in elke klucht zat aan het einde ook een wijze les (moraal) verpakt. De klucht had dan ook een didactisch doel: na een tragedie (treurspel) of komedie (blijspel) werd een klucht opgevoerd, waarin werd getoond hoe men door slecht of naïef gedrag in de moeilijkheden kon raken en wat er gedaan diende te worden om er weer uit te komen. 
In de nieuwe Schouwburg te Amsterdam van 1665 waren toestellen aangebracht om snel van coulissen te wisselen en om mensen en voorwerpen zowel boven als onder het toneel te verplaatsen. Vooral Jan Vos maakte in zijn toneelstukken veelvuldig gebruik van de mogelijkheden die de nieuwe toneelinrichting bood. Zijn treurspel Medea (1667) vermeldde op de titelpagina ‘met verscheidene Kunst en Vliegwerken, nieuwe Baletten, Zang en Vertooningen’ en bevatte o.a. een scène waarin een wagen, bespannen met vuurspuwende draken, door de lucht vliegt.

Slide 12 - Tekstslide

De rederijkerskamers
  • rederijkerskamers 
  • Dichtwedstrijden
  • landjuwelen
  • P.C. Hooft
  • Aristotelische principes
  • Joost van den Vondel
Zo’n rederijkerskamer was een kring rondom een rijke koopman, die bestond uit dichters, schrijvers, musici, wetenschappers, en kunstenaars. Veel kunstenaars uit die tijd groepeerden zich om op die manier ideeën uit te wisselen. De Muiderkring (op het Muiderslot), was een van de belangrijkste rederijkerskamers die als centra fungeerden van het culturele en wetenschappelijke leven in Holland. 
Gastheer van de muiderkring was Pieter Corneliszoon Hooft ( 1581-1647). Hooft  was een tolerante man, zowel wat betreft  zijn politieke als godsdienstige ideeën. Deze humanist schreef toneelstukken zoals het blijspel: Ware-nar (bewerking van een klassiek stuk).
Veel toneelschrijvers uit die tijd haalden hun inspiratie vooral uit klassieke teksten en stukken (tragedies, komedies en historische verhalen) en stijlfiguren. De aristotelische principes werden daarbij 
altijd in acht genomen. Deze principes zijn:
- Eenheid van tijd: d.w.z. het op het toneel voorgestelde gebeuren mag niet de tijdsduur van een etmaal overschrijden. 
- Eenheid van plaats: het geheel moet zich op dezelfde of nagenoeg dezelfde plaats afspelen 
- Eenheid van handeling: geen niet ter zake doende nevenintriges mogen de strakke lijnen verstoren. 
De grootste Nederlandse schrijver en dichter van de 17de eeuw was Joost van den Vondel. Ook hij was regelmatig gast bij de Muiderkring.
Er waren ook wedstrijden om uit te maken welke rederijkersgroep het beste toneelstuk schreef en opvoerde. Deze wedstrijden heetten landjuwelen (voor wedstrijden tussen Brabantse kamers) en haagspelen (voor alle kamers).
De aankondigingen voor een landjuweel of een haagspel werden vaak al lang voor de wedstrijd zelf verstuurd. De uitnodiging voor zo'n wedstrijd heet een kaart. Met de kaart werden ook de opdrachten en de prijzen genoemd. Vaak werd er tijdens een wedstrijd in verschillende onderdelen geconcurreerd. Voorbeelden van winnende stukken zijn Elckerlijc en Mariken van Nimwegen.
Er werden onder meer dichterswedstrijden ingericht waarbij de vorm van het gedicht onderworpen was aan strenge regels. Behalve de populaire ballade waren ook andere dichtvormen zoals het rondeel, het ketendicht en het acrostichon erg in trek. 

Slide 13 - Tekstslide

Dans in de 17e eeuw in de Nederlanden
  • Calvinisme
  • Stadhouder-koning Willem III
  • Dans voor de burger
Vanwege het calvinisme in Nederland, werd de danskunst minder ontwikkeld dan in andere landen van Europa. Opera en ballet werden door de protestanten met afkeurende blik bekeken: de gereformeerde kerk vereenzelvigde deze uitingen met plezier en lol (uitsluitend vermaak dus, en geen ‘ter lering en vermaak’) en dat kon niet vond men in het serieuze, ernstige toneel. Soms zijn er wat dansscènes in toneelstukken maar de dans- en toneelrollen worden vertolkt door dezelfde acteurs. Een opleiding voor danstheater en ballet ontbreekt.
Pas aan het einde van de 17e eeuw komt er wat leven in de brouwerij op het gebied van dans. Stadhouder-koning Willem III organiseert dan enkele grote hoffeesten en stimuleert opvoeringen van Franse opera’s.
Willem spiegelt zich graag aan buitenlandse vorsten en daardoor kregen deze vormen van vermaak weer wat meer kans. Met een oog gericht op de optredens van Lodewijk XIV in het Ballet de la Nuit, wordt aan het hof in Den Haag het Ballet de la Paix opgevoerd, naar Frans voorbeeld. Willem zelf treedt, in navolging van Lodewijk ook op in een drietal rollen bij dit ballet.
In Frankrijk en Italië werd vooral aan de hoven gedanst, in Nederland was het meer een aangelegenheid van burgers. Beïnvloed door rondtrekkende komedianten vormden zich dansgroepen die ook elders in Europa optraden. Rijke kooplieden namen dansles om aanzien te verwerven, in navolging van de traditie aan het Franse hof. Zij gaven bals waarvoor ze elkaar uitnodigden. Deze ontwikkeling werd door de calvinistische predikanten ten strengste veroordeeld. Dansen was zinnelijk. Er verschenen polemische geschriften en plakkaten tegen de dans. Toch lieten de dansers zich niet uit het veld slaan en een officieel verbod op dansen is er nooit van gekomen.

Slide 14 - Tekstslide

  • Vlaamse polyfonisten
  • Jan Pieterszn Sweelinck
  • Calvinistische muziek
  • Strijdliederen
  • Psalmboeken
  • Liedboeken
  • Muziek in huiselijke kring
In de periode voor de Gouden Eeuw, in de renaissance, zagen we hoe het muzikale beeld in de zuidelijke landen min of meer werd bepaald door componisten van voornamelijk Nederlandse/Vlaamse oorsprong.  In de Vlaamse School van de muziek speelde polyfonie al snel een belangrijke rol: gelijkwaardigheid van de stemmen.
Aan het begin van de Gouden Eeuw bevindt zich gelijk een muzikaal hoogtepunt. Jan Pieterszoon Sweelinck is een van de eerste componisten die van meet af aan calvinistische muziek componeerde – hoewel hij katholiek was. 
Door de opstand tegen de Spanjaarden kende men een opleving in de militaire muziek. Het bekendste strijdlied is het Nederlandse volkslied, het Wilhelmus. Andere strijdliederen uit deze tijd zijn  het Bergense volkslied Merck toch hoe sterck, en  Wilt heden nu treden. Al deze strijdliederen zijn van de hand van Adrien Valéry (1575-1625) en staan in de liedbundel Nederlandsche Gedenck-Clanck. Zijn werk vormt een belangrijke collectie van de wereldlijke muziek die tijdens de Opstand werd gezongen en gespeeld. 
Zowel Calvijn als Luther brachten eigen psalmboeken uit.  In 1566 werd dit ook toegepast in de Nederlandse taal Deze psalmboeken werden  in de 17e eeuw vooral gebruikt in huiselijke kring. De liedboeken, evenals in huiselijke kring uitgevoerd, waren veelal wereldlijk. De melodieën zijn ook vaak contrafacturen geweest (contrafact =  lied met een nieuwe tekst op een bestaande melodie)
De burgerij was steeds belangrijker en welvarender. Daardoor werd muziek binnen huiselijke kring als vrijetijdsbesteding ook mogelijk. Nieuwe composities waren er bijna niet, daarentegen werden veel liederen hergebruikt en opgetekend in zogenaamde liedboeken. . Zingen was een belangrijk aspect in het leven van de burgerij tijdens deze eeuw. Op schilderijen ziet men vaak nog instrumenten, vaak begeleidingsinstrumenten zoals luit of gamba. 
Naast kerkelijke muziek werd er ook muziek gecomponeerd die thuis kon worden uitgevoerd. Er werden bijvoorbeeld veel stukken voor de luit geschreven, een instrument dat veel door de gegoede burgerij werd bespeeld. De bekende dichter Constantijn Huygens (1596-1687) was zeer eigentijds en componeerde eveneens muziek voor in de huiselijke kring. Hij was een leerling uit de school van Sweelinck geweest. Hierbij leerde hij niet alleen orgel, maar later ook luit. Huygens beoefent deze muziek op hoog niveau, wat zijn veel later gecomponeerde stukken bewijzen. Het was echter niet zijn hoofdvak maar een vrijetijdsbesteding.
Muziek in de Nederlanden in de 16e en 17e eeuw
De uitvoering van de muziek in de kerk verschilde met die van de katholieke kerk. Calvijn vond namelijk dat kerkmuziek sober zijn moest, eenstemmig. Het waren composities voor de orgelbegeleiding van de gemeentezang. Na de Synode van Dordrecht, waar de contra-remonstranten de overhand hadden, mochten zelfs orgels niet meer klinken. Toen men merkte dat het volk zonder ondersteuning niet goed of zelfs vals zong, werd het orgel ter begeleiding weer toegestaan. Aparte orgelwerken waren uit den boze tijdens de dienst – enkel op andere momenten mochten die gespeeld worden.

Slide 15 - Tekstslide

  • Calvinisme = soberheid
  • Kerken vallen onder stadsbestuur
  • Orgel blijft twistpunt
  • Promenadeconcerten
De Rooms katholieke Kerken in de Nederlanden hadden meestal prachtige (pijp)orgels. Tijdens de reformatie wilde men het liefst beelden en orgels en alle tierlantijnen uit de kerken laten verwijderen, omdat de hervormers soberheid wilden, en niet de Roomse pracht en praal.
Gelukkig hebben vele Stadsbesturen hier een stokje voor kunnen steken, en de kerken met hun orgels en kunstschatten onder stadsbestuur geplaatst. Het Stadsbestuur zorgde voor het onderhoud, en stelde tevens een organist aan. Zo kon het dus gebeuren, dat de katholiek,  Sweelinck, in dienst was van “De Stad Amsterdam”, dit terwijl hij de hervormde kerkdiensten opluisterde die in de Oude 
Kerk door de hervormde kerkgemeente werden gehouden.
Iedere dag om 11 uur gaf hij een “Promenadeconcert”. Hij moest van het stadsbestuur vrolijke wijsjes spelen, die iedereen kende. De mensen kwamen naar de kerk, en konden daar met elkaar wat praten. Ook kon je er dingen kopen, en werd er wat handel gedreven. 
Door mensen met muziek van Sweelinck naar de kerk te lokken, hoopte het stadsbestuur de gang van al die zeelieden naar de kroeg tegen te gaan, en de veiligheid op straat wat te kunnen bevorderen. 

Jan Pieterszoon Sweelinck
In 1581 werd het orgelspel in deze diensten zelfs verboden, maar, zo wil de legende, menigmaal werd de mededeling vanaf de kansel ‘dat het orgelspel ongewenst was’ overstemd door het orgelspel zelf. Later mocht het orgel  alleen spelen om de psalmenzang van het kerkvolk te ondersteunen.  

Slide 16 - Tekstslide

De muziek die Sweelinck schreef kunnen
we verdelen in 3 soorten:
  • Vocale muziek
  • Instrumentale muziek, waarbij hij onderscheid maakte tussen muziek voor orgel en voor klavecimbel
Sweelinck heeft vooral Psalmen gecomponeerd, die bedoeld waren voor gebruik in de kerkdiensten. De stijl hiervan is niet de overdadige (barokke) stijl uit Italië, maar onder invloed van de Reformatie
eerder een sobere stijl, uit de Renaissance.
De muziek van Sweelinck
 Sweelinck schiep eigenlijk een nieuw soortinstrumentale polyfonie, naar voorbeeld van de nieuwe ontwikkelingen uit Venetië, de “Seconda Prattica” technieken. Het idee van de 2 balkons uit deze stijl vertaalde hij in het gebruik van de 2 manualen van het orgel.
 Zodoende speelde hij met echoeffecten, en liet hij op een van de manualen een solostem spelen, terwijl het andere manuaal voor de begeleiding zorgde. Sweelinck maakte voor als eerste componist onderscheid tussen composities voor orgel en klavecimbel

Slide 17 - Tekstslide

  • muziek in huiselijke kring
  • Volksmuziek/dansmuziek
  • Liedboeken
  • Collegium Musicum
In de Gouden Eeuw werd er veel muziek gemaakt in de huiselijke kring, vooral ook, omdat men het musiceren in de kerk verbood. Het werd zelfs toegejuicht om thuis muziek te maken. Zo werden er 
psalmen meerstemmig gezet om in huiselijke kring te zingen, en later werden ze gezet voor meerstemmig huisorgel. Dit instrument werd, evenals de luit, zeer populair.
Behalve de arrangementen die men gebruikte van godsdienstige liederen zoals de psalmen, werd vaak gebruik gemaakt van bekende (volks-)melodieën. Men speelde zelfs dansmuziek op de luit, zodat 
er af en toe ook een dansje gemaakt kon worden. 
Het Nederlandse muziekleven
Een bekende (meerdere malen herdrukte) bundel uit die tijd was van 
Vallet en had als titel: “Het secret oft Geheymnisse der Musen”, en bevatte allerlei melodietjes voor luit uit het huidige Europa. Verder stond er bewerkingen in van de Psalmen van David en de 150 psalmen. Een andere arrangeur van bekende melodieën was Adriaen Valerius, notaris te Veere in Zeeland.
Calvinisten en Katholieken sloten zich aan bij zgn. Collegium Musicum’s om onder deskundige leiding muziek te maken. De 
verdraagzaamheid tussen takken van godsdiensten werd hierdoor extra groot. Muziekuitvoeringen hield men in de herberg. Je zou het een beetje kunnen vergelijken met een jazzcafé. Alles werd er 
gespeeld, maar ook uitvoeringen van enig niveau. Ook kon men uitvoeringen beluisteren van rederijkerskamers. Rond 1680 waren de concerten in het Mauritshuis in Den Haag wijd en zijd bekend.

Slide 18 - Tekstslide