week 39

La semaine 39: le vingt-quatre et le vingt-cinq septembre



- Herhalen vorige week, verder lez tekst leur numéro
- mk ex. 4,5,6,
- 1.3 grammaire: herhalen onregelmatige werkwoorden: avoir, être, faire, oefenen en mk ex. 8

            
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

La semaine 39: le vingt-quatre et le vingt-cinq septembre



- Herhalen vorige week, verder lez tekst leur numéro
- mk ex. 4,5,6,
- 1.3 grammaire: herhalen onregelmatige werkwoorden: avoir, être, faire, oefenen en mk ex. 8

            

Slide 1 - Tekstslide

Le programme d'aujourd'hui:
Vandaag: 1.2, ex. 4,5,6
1. Overhoren apprendre 2
2. Verder luisteren tekst: leur numéro
3. samen mk ex. 4, 5
4. ZS of samen ex. 6
4. Évaluation
5. Faire: Apprendre 2 F/N - N/F   - ex. 6

Slide 2 - Tekstslide

Le programme d'aujourd'hui:
Vandaag: 1.3 grammaire + mini SO apprendre 2
1. Mini SO
2. Samen bespreken onregelmatige werkwoorden
3. Oefenen met onregelmatige werkwoorden  
4. mk ex. 8a, b, c, d
5. Évaluation
6. Faire: Apprendre 3 F/N - ex. 1.3: 8a t/m d

Slide 3 - Tekstslide

Le but du cours:
Aan het einde van de les kun je de onregelmatige werkwoorden, avoir, être en faire gebruiken

Slide 4 - Tekstslide

Mini SO apprendre 2
1. dur                            8. nogal
2. la blessure           9. de blauwe plek    
3. l'adversaire          10. tegen
4. rencontrer
5. être d'accord
6. sterk
7. winnen

Slide 5 - Tekstslide

Doornemen apprendre 3

Slide 6 - Tekstslide

Allez-y - au travail
Maintenant on va faire des exercices avec avoir, êtr et faire
Après vous allez faire ex. 8a t/m d

Slide 7 - Tekstslide

Révision: avoir - être - faire

Slide 8 - Tekstslide

Ik
Jij
Hij
Zij
Men/Wij
Wij
Jullie/U
Zij(m)
Zij (v)
Je
Elles
Nous
il
Tu
Elle
Vous
ils
On

Slide 9 - Sleepvraag

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de juiste vorm?
Mes parents ________ (avoir)
A
a
B
as
C
ai
D
ont

Slide 11 - Quizvraag

je
on
il
elles
elle
ils
tu
vous
nous

Slide 12 - Sleepvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
J' ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
ont
D
avons

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van avoir.
Vous ________ (avoir)
A
B
C
D

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 15 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in.
Pauline ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Quelles phrases sont correctes?
A
Ils sontes à l'école.
B
Je suis un garçon.
C
Nous sommes heureux.
D
Elle as un iPhone X.

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Faites les combinaisons correctes!
je
tu
fait
nous
vous
ils / elles
fais
fais
il / elle / on
faisons
faites
font

Slide 20 - Sleepvraag

Ils (faire) leurs devoirs.

Slide 21 - Open vraag

Vous (être) très gentil.

Slide 22 - Open vraag

Je (être) monsieur van Rosmalen.

Slide 23 - Open vraag

Nous (avoir) 14 ans.

Slide 24 - Open vraag

Elle (avoir) un chien. Il s'appelle Boris!

Slide 25 - Open vraag

Elle (faire) la vaisselle.

Slide 26 - Open vraag

être of avoir?

Tu as
A
être
B
avoir

Slide 27 - Quizvraag

être of avoir?

Nous sommes
A
être
B
avoir

Slide 28 - Quizvraag



Traduis: Hij heeft
Verbes: avoir & être
A
Il a
B
Elle a
C
il est
D
il as

Slide 29 - Quizvraag

Avoir & être
J'ai
Tu es
Tu as
Vous avez
Ils sont
Je suis
Ils ont
jij bent
zij zijn
jij hebt
ik heb
ik ben
jullie hebben
zij hebben

Slide 30 - Sleepvraag

Être of avoir?
Johanna et Sarah _______ treize ans.

Slide 31 - Open vraag

Faites les combinaisons correctes!
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils / elles
fais
fais
fait
faisons
faites
font

Slide 32 - Sleepvraag

Hoe laat is het?
A
Il est deux heures
B
Il est trois heures
C
Il est cinq heures
D
Il est quatre heures

Slide 33 - Quizvraag

Hoe laat is het?
A
Il est deux heures
B
Il est deux heures et quart
C
Il est deux heures moins le quart
D
Il est deux heures et demie

Slide 34 - Quizvraag

Welke kloktijd hoort bij welke klok?
Il est midi.
Il est trois heures moins le quart
Il est quatre heures et quart
Il est midi et demi.

Slide 35 - Sleepvraag

Combineer de klokken met de kloktijden
Il est une heure
Il est une heure et quart
Il est deux heures moins le quart
Il est une heure et demie

Slide 36 - Sleepvraag

Les devoirs: 
 Faire: Apprendre 3 F/N - ex. 1.3: 8a t/m d

Slide 37 - Tekstslide

Le programme d'aujourd'hui: 

1. Questions? Overhoren apprendre 3
3. Doornemen apprendre 4 et 6
4. Oefenen met kloktijden en mk ex. 9, 10
5. Évaluation
6. Les devoirs: ler apprendre 4 , mk 9 et 10

Slide 38 - Tekstslide

Verbuga
1. Ga naar www.verbuga.eu
2. In de kolom 'temps' staat de présent aangevinkt. Als dat niet zo is, vink je die aan.
3. In de kolom 'verbes irréguliers' vink je de werkwoorden avoir, être en faire aan
4. De kolom 'verbes réguliers' laat je leeg
5. Druk op 'confirmer' en oefen met de werkwoorden
timer
10:00

Slide 39 - Tekstslide

0

Slide 40 - Video

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Vertaal: het is 4 uur

Slide 44 - Open vraag

Slide 45 - Tekstslide

Vertaal: het is kwart over 5

Slide 46 - Open vraag

Slide 47 - Tekstslide

Vertaal: het is half 7

Slide 48 - Open vraag

Slide 49 - Tekstslide

Vertaal: Het is kwart voor 10

Slide 50 - Open vraag

week 39

Slide 51 - Tekstslide