week 3 les 1 - Leesvaardigheid-tekstverbanden

Tekstverbanden/signaalwoorden?
1 / 20
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Tekstverbanden/signaalwoorden?

Slide 1 - Woordweb

Waarom zijn tekstverbanden in een tekst van belang?

Slide 2 - Open vraag

Tekstverbanden
Tekstdelen kunnen met elkaar te maken hebben; dat noemen we een tekstverband. De tekstdelen worden met elkaar verbonden door signaalwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Tekstverbanden
Tekstverbanden en signaalwoorden brengen structuur aan in een tekst. Ze zorgen ervoor dat de boodschap van de schrijver zo helder mogelijk aankomt bij de lezer van een tekst.

Slide 4 - Tekstslide




Hij heeft een slecht rapport

Vandaag is het mooi weer




Hij gaat niet over

Gisteren regende het

Slide 5 - Tekstslide



Hij heeft een slecht rapport,
daardoor gaat hij niet over.

Oorzakelijk tekstverband (oorzaak-gevolg)




Vandaag is het mooi weer, maar gisteren regende het.

Tegenstellend tekstverband

Slide 6 - Tekstslide

Meng eerst de boter en de suiker; voeg daarna de melk toe.

Chronologisch tekstverband

Slide 7 - Tekstslide

Voeg de slagroom en de suiker toe.

Opsommend tekstverband

Slide 8 - Tekstslide

De cake is gelukt, dus het recept is goed.

Concluderend verband

Slide 9 - Tekstslide

Ik ben gek op vruchtengebak, zoals appel- of perencake.

Toelichtend verband

Slide 10 - Tekstslide

Als de oven op temperatuur is, dan lukt de cake zeker.

Voorwaardelijk tekstverband

Slide 11 - Tekstslide

Oom Ben mag geen cake eten, want hij is op dieet.

Redengevend tekstverband

Slide 12 - Tekstslide

Hoewel het eigenlijk niet mag, neemt hij soms toch een stukje.

Toegevend tekstverband

Slide 13 - Tekstslide

Jouw cake is net zo lekker als die van mijn oma.

Vergelijkend tekstverband

Slide 14 - Tekstslide

Je hebt een bakblik nodig om een cake te bakken.

Doel-middel tekstverband

Slide 15 - Tekstslide

Leer de verbanden en de bijbehorende signaalwoorden uit je hoofd.

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag!
Lezen blok 2:
Maak opdracht 1 en 2 (blz. 87 t/m 89).

Slide 17 - Tekstslide

Wat is een tekstverband?

Slide 18 - Tekstslide

Welke tekstverbanden zijn er?

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk
Maak opdracht 4 op pagina 37 af.

Slide 20 - Tekstslide