AFP, blok 1.1, Voorbereiding toets 8-3

Planning week 4 & 5 blok 1.1
  • week 4,les 1, 1-3-2021: oefentoets & uiterste inlever datum cel opdracht. (lees goed de opdracht)
  • week 4, les 2: behandelen stof  op verzoeken vanuit de klas
  • week 5, les 1, 8-3-2021: toets
  • week 5, les 2: nabespreken toets en planning voor de rest van het blok
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
MBO

In deze les zitten 39 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Planning week 4 & 5 blok 1.1
  • week 4,les 1, 1-3-2021: oefentoets & uiterste inlever datum cel opdracht. (lees goed de opdracht)
  • week 4, les 2: behandelen stof  op verzoeken vanuit de klas
  • week 5, les 1, 8-3-2021: toets
  • week 5, les 2: nabespreken toets en planning voor de rest van het blok

Slide 1 - Tekstslide

Overzicht oefenstof
  • Wat moet je leren: studiewijzer
  • Begrippenlijst
  • Oefenvragen
  • Oefenen online
NB. je kunt deze onderdelen gebruiken om de stof te oefenen/leren. Wanneer je de stof beheerst hoef je dit natuurlijk niet te doen!

Slide 2 - Tekstslide

Studiewijzer
Je kunt goed terug vinden welke lesinhoud je waar in welk boek terug kunt vinden.
Zie:


A&F betekent boek anatomie en fysiologie
Het boek pathologie gebruik je wanneer er pathologie staat

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Begrippenlijst
De begrippen zijn gerangschikt op module, zo kun je precies zien welke begrippen je van welke module moet kennen.
Zie:

Slide 5 - Tekstslide

Anatomie en fysiologie

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Meiose
Celdeling van geslachtscellen
Chromosomen worden gehalveerd
Na celdeling bevat de cel 23 chromosomen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Pathologie

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Type bloedingen
  • Arteriële bloeding: slagaderlijke bloeding, het bloed met onder druk uit de wond gepompt, kan zeer snel zeer levensbedreigend zijn
  • Veneuze bloeding: aderlijke bloeding, het bloed stroomt uit de wond, over het algemeen niet levensbedreigend
  • Capillaire bloeding: haarvaatjes bloeding, het bloed druppelt uit de wond, niet levensbedreigend

Slide 14 - Tekstslide

Oefenvragen

Slide 15 - Tekstslide

Module 2, hoofdstuk 1, bouw van de cel
1. Wat is de kleinste bouweenheid van het menselijk lichaam, de cel of de celkern?

2. Hoe heet het geleiachtige vocht in de cel?
3. Wat is het grootste organel van de cel?

4. Hoe komt het dat een cel niet zo lang kan leven als hij geen celkern heeft?

5. Wat is de functie van mitochondriën?

6. Hoe heet de laag rondom de celkern?

7. Waar zitten de chromosomen in de cel?

8. Welke drie organellen zijn betrokken bij de aanmaak van eiwitten in de cel?

9. Waarom is het voor de cel niet goed als lysosomen stuk gaan?

10. Hoe komt het dat de celmembraan waterafstotend is?

Slide 16 - Tekstslide

Module 2, hoofdstuk 2, transport in en uit de cel
1. Osmose en diffusie zijn vormen van passief transport. Waarom wordt het passief genoemd?

2. In de cel zijn heel veel stoffen opgelost. In zuiver water zijn geen stoffen opgelost. Als je de cel in zuiver water legt, komt er een waterstroom op gang.
A Gaat de waterstroom de cel in of de cel uit?
B Verklaar je antwoord
C Is hier sprake van diffusie of osmose?

3.Celmembraan wordt ook wel een half doorlaatbaar vlies genoemd. Wat is een half doorlaatbaar vlies?

4. Welke stoffen kunnen zomaar door de celmembraan heen?

5. Vormen van transport zijn: osmose, endocytose, fagocytose, diffusie en enzymatische pomp. Welke hiervan zijn vormen van actief transport?

6. Hoe noem je blaasjes transport waarbij stoffen de cel uitgewerkt worden?

Slide 17 - Tekstslide

Module 2, hoofdstuk 3, celstofwisseling
1. Wat is een andere naam voor dissimilatie?

2. Er zijn anabole en katabole stofwisselingsreacties. Bij welke komt energie vrij? En bij welke wordt energie gebruikt?

3. In de cel wordt vooral glucose als brandstof gebruikt voor de verbranding. Welke producten ontstaan er na verbranding van glucose?

4. Waar in het lichaam vindt wel eens dissimilatie zonder zuurstof plaats?

5. Wat is de rol van enzymen bij stofwisselingsreacties?

6. Zijn enzymen eiwitten, vetten of suikers?

7. Hoe komt een cel aan zijn enzymen?

Slide 18 - Tekstslide

Module 3, hoofdstuk 1, dekweefsel

1. Wat is de definitie van een weefsel?

2. Op veel plaatsen in het lichaam heeft dekweefsel een slijtfunctie. Wat is een slijtfunctie?

3. Welke eigenschappen van dekweefsel zijn heel geschikt voor de slijtfunctie?

4. Vul de tabel in:
 Belangrijkste eigenschap Functie Plaats in het lichaam
Plaveiselepitheel
Kubisch epitheel
Cilindrisch epitheel
Trilhaarepitheel




Slide 19 - Tekstslide

5. Uit welk soort epitheel bestaat je huid?

6. Welke functie heeft verhoornd plaveiselepitheel wel en niet verhoornend epitheel niet?

7. Beredeneer waarom overgangsepitheel aan de binnenkant van de urineblaas zit.

8. Wat is een exocrien klier?

9. Darmsapklieren scheiden hun product af aan de darmholte. De darmholte zit binnen in het lichaam. Toch zijn darmsapklieren exocriene klieren. Hoe kun je dat verklaren?

10. Waarheen scheiden endocriene klieren hun producten af?

Slide 20 - Tekstslide

Module 9, hoofdstuk 1, bouw en functie van de huid

1. Noem drie eigenschappen van de huid die te maken hebben met de bescherming van het lichaam.

2. Zet de lagen van de huid in de juiste volgorde. Kies uit:
Heldere laag – hoornlaag – kiemlaag – korrellaag – reticulaire laag – stekelcellenlaag – subpapillaire laag

3.Delen van de huid zijn: hoornlaag, kiemlaag en lederhuid. Als je een bloedende schaafwond hebt, welke van deze drie lagen is of zijn dan in ieder geval beschadigd?

4. De opperhuid bevat geen bloedvaten. Waarom is dit gunstig?

5. A Wat is eelt?
B Wat is de functie van eelt?



Slide 21 - Tekstslide

6. A Hoe heet de laag in de opperhuid waar pigment gevormd wordt?
B Wat is de functie van het pigment in de huid?
7. Noem de functie(s) van talg.
8. Noem drie functies van het onderhuidsvetweefsel?
9. Vanuit het onderhuids bindweefsel groeit een haar naar het huidoppervlak toe. Toch is een haar een productie van de opperhuid. Hoe kan je dit verklaren?
10. Welk vaatnetwerk ligt het dichts tegen de opperhuid aan?

Slide 22 - Tekstslide

Verwondingen door mechanisch stomp geweld
Gesloten wonden
Huid is intact
Geen kans op infectie

Slide 23 - Tekstslide

Vochtletsel
Bij vochtletsel is er sprake van vocht inwerking in de huid waardoor de huid week wordt. Dat kan komen door water, urine, dunne ontlasting, zweet en wondvocht.

Door langdurige inwerking van vocht en/of de overgroei van bacteriën en schimmels onder deze ideale omstandigheden kan de huid beschadigd raken.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Decubitus
  • Decubitus (doorligwonden) = ontstaan door druk- en schuifkrachten waardoor bloedtoevoer verminderd of afwezig is.
  • Decubitus ontstaat als eerste in de ondergelegen weefsels, later pas in de opperhuid, omdat de opperhuid gewend is aan minder doorbloeding en minder zuurstof en voedingstoffen nodig heeft.
  • Vochtletsel en decubitus op de stuit zijn vaak lastig te onderscheiden.



Slide 26 - Tekstslide

Classificatiesysteem
  • Categorie 1: niet wegdrukbare roodheid
  • Categorie 2: oppervlakkige beschadiging
  • Categorie 3: volledige huidlaag is verloren gegaan, kan ondermijnt zijn
  • Categorie 4: volledig weefsellaag is verloren gegaan. Spieren, pezen en bot liggen open en bloot. Vaak necrose

Slide 27 - Tekstslide

1. Niet wegdrukbare roodheid

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Brandwonden
  • Oorzaak: straling, hitte, elektriciteit of chemische stoffen.
  • Een brandwond is in eerste instantie een steriele ontsteking, maar er kan snel infectie bijkomen.


Slide 30 - Tekstslide

Classificaties
  • Eerstegraads
opperhuid is beschadigd, maar niet kapot
  • Tweedegraads
opperhuid en de lederhuid beschadigd
  • Derdegraads:
zijn vrijwel alle huidlagen beschadigd.

Slide 31 - Tekstslide

Primaire wondgenezing
  • Wondranden zijn glad en scherp begrenst
  • Niet te diep en niet te breed
  • Spieren, pezen en/of zenuwen zijn niet aangetast.
  • Wond is niet geïnfecteerd

Slide 32 - Tekstslide

Secundaire wondgenezing
  • Wond bevat veel vuil (geïnfecteerd)
  • Diep en/of brede wond
  • Rafelige wondranden

Slide 33 - Tekstslide

Wondbehandeling
  • Rood: beschermen
  • Geel: reinigen
  • Zwart: moet chirurgisch verwijderd worden.

Van onderuit en van buiten naar binnen moet de wond genezen

Slide 34 - Tekstslide

Constitutioneel eczeem
  • Chronische huidaandoening
  • Rode, gezwollen huid met blaasjes en kloofjes
  • Extreem droge huid
  • Ontstaat op kinderleeftijd en verdwijnt meestal met de pubertijd
  • Plaats: voorhoofd, zijkant wangen, in lichaamsplooien
  • Behandeling: crème tegen de jeuk




Slide 35 - Tekstslide

Psoriasis
  • Het groeiproces van de opperhuid vindt versneld plaats
Hierdoor ontstaat een verdikking van de hoornlaag deze is vaak schilferig
  • Symptoom: dikke rode schilferende huid
  • Psoriasis kan erfelijk zijn maar hoeft niet
  • Chronische huidziekte
  • Behandeling = crème tegen celdeling



Slide 36 - Tekstslide

Huidkanker
Drie soorten huidkanker
Basaalcel carcinoom: meestal goedaardig
Huidkleurig bobbeltje met glanzend aspect
Zaait bijna nooit uit

Plaveiselcel carcinoom: meestal kwaadaardig
Zweertje met korst

Melanoom: kwaadaardig
Tumor vanuit pigmentcellen (moedervlekken)

Slide 37 - Tekstslide

Oefenen online
  • https://ondemand.questionmark.eu/delivery/open.php?customerid=610148&name=test&session=6188095827465878
  •  www.anatomie-online.nl
    ,  celbouw
    quiz en organellen quiz
  • Filmpjes bekijken van Juf Danielle

Slide 38 - Tekstslide

Vragen of verzoeken om stof te herhalen
In de vrijdagles (5-3-2021) in de week na de vakantie ga ik alleen stof behandelen waar jullie zelf om vragen , hulp bij nodig hebben etc.
Zet alle verzoeken in de chat waar deze les gedeeld is zodat iedereen kan zien welke stof al gevraagd is

Slide 39 - Tekstslide