Katern 3 hoofdstuk 2 marktfalen

Hoofdstuk 2 Marktfalen
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2 Marktfalen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Wat is het 'consumentensurplus'?
A
Wat mensen meer bereid zijn te betalen dan ze moeten betalen
B
Dat de prijs van producten hoger is dan de betalingsbereidheid
C
Consumenten zijn niet bereid om het product te kopen
D
De hoogste prijs waarvoor een consument het product wil kopen

Slide 3 - Quizvraag

Wat gebeurt er met het consumentensurplus bij een prijsdaling
A
Die zal afnemen
B
Die zal toenemen
C
Die blijft gelijk
D
die verdwijnt

Slide 4 - Quizvraag

Welke kleur heeft het consumentensurplus?
A
Groen
B
Blauw
C
Rood
D
Geel

Slide 5 - Quizvraag

Welke afbeelding is een goede weergave van het producentensurplus?
A
B

Slide 6 - Quizvraag

bespreken opdracht 2, 5

Slide 7 - Tekstslide

maken opdracht 9 
  • Je krijgt hier 7 minuten de tijd voor daarna gaan we deze opdracht nakijken.
  • Ben je klaar met deze opdracht dan lees je blz. 58 t/m 60 en onderstreep de belangrijkste zaken. 
  • Maken opdracht 6 t/m 16

Slide 8 - Tekstslide

Maken opdracht 1 t/m 10

Slide 9 - Tekstslide

Totale surplus = Het surplus van consumenten en producenten samen.
Alleen de aanbieders die de producten voor de evenwichtsprijs op de markt brengen kunnen verkopen. (productie vindt plaats bij de meest efficiënte aanbieders.
De producten komen terecht bij de kopers waarvan de betalingsbereidheid hoger of gelijk is aan de evenwichtsprijs.
Perfecte markt= doelmatigheid van de markt maximaal

Slide 10 - Tekstslide

minder doelmatigheid
  • bij marktmacht; een partij heeft zoveel macht dan hij zelf de prijs kan bepalen.
  • Welke marktvormen kunnen zelf de prijs bepalen?
  • Bij marktmacht kunnen aanbieders zelf de prijs bepalen en daardoor stijgt het producentensurplus en daalt het consumentensurplus.  Het totale surplus neemt af omdat er minder goederen en diensten worden verkocht.

Slide 11 - Tekstslide

samen lezen blz. 65 en 66

Slide 12 - Tekstslide

Maken opdracht 6 t/m 16

Slide 13 - Tekstslide

bespreken opdracht 14 en 15

Slide 14 - Tekstslide

paragraaf 2.2 De overheid grijpt in.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Link

minimumprijzen
Als een markt niet optimaal werkt dan kan de overheid ingrijpen.
Ingrijpen door minimumprijzen in te stellen dan bescherm je de aanbieders.
Ingrijpen - meer aanbod dan vraag- aanbodoverschot- overheid moet overschot opkopen- opgekochte producten worden vernietigd of voor dumpprijzen in het buitenland verkocht.
De consument betaald een hogere prijs op de markt.

Slide 18 - Tekstslide

Aanbodoverschot dat is het verschil tussen de gevraagde en aangeboden hoeveelheid bij de minimumprijs

Slide 19 - Tekstslide

aanbodoverschot beperken door productiequotum
productiequotum: Is een maximale hoeveelheid die geproduceerd mag worden van een product.

Slide 20 - Tekstslide

Maken opdracht 18 t/m 23

Slide 21 - Tekstslide

maximumprijs
  • bij instellen maximumprijs huur sociale woningbouw.
  • door maximumprijzen ontstaat er een aanbodtekort.
  • de overheid heeft geen extra kosten
  • langere wachttijden bij de huurwoningen. 

Slide 22 - Tekstslide

maken opdracht 18 t/m 27

Slide 23 - Tekstslide

Wat kan de overheid doen als de markt niet optimaal werkt?

Slide 24 - Open vraag

Wat is een productiequotum?

Slide 25 - Open vraag

Wanneer kan de overheid een productiequotum instellen?

Slide 26 - Open vraag

Bij het instellen van een maximumprijs ontstaat er een aanbodtekort of overschot?

Slide 27 - Open vraag

Bespreken opdracht 22 

Slide 28 - Tekstslide

maken opdracht 3 van de herhalingsopdrachten

Slide 29 - Tekstslide

2.3 De overheid stuurt
Lezen blz. 81 t/m 85

Slide 30 - Tekstslide

Als de overheid een product wil afremmen dan stellen ze ..... in

Slide 31 - Open vraag

Als de overheid een product wil stimuleren dan stellen ze ...... in.

Slide 32 - Open vraag

Wat doet de overheid met die externe effecten?
  • De positieve externe effecten stimuleren en negatieve externe effecten afremmen. 
  • Dit doen ze doormiddel van subsidies en accijns. 
  • Bijvoorbeeld accijns op alcohol. 
  • Subsidie op zonnepanelen. 

Slide 33 - Tekstslide

Accijns
  • Accijns is een andere vorm van het heffen van belasting dan btw.
  • Btw is een percentage van de verkoopprijs
  • Accijns is een vast bedrag
  • Bij accijns zullen aanbieders de prijs bij iedere hoeveelheid met het accijnsbedrag verhogen. De aanbodlijn verschuift naar boven  (zie figuur 22)

Slide 34 - Tekstslide

Subsidie
  • Om producenten te stimuleren verstrekt de overheid subsidies (zonnepanelen)
  • Bij subsidie zal bij iedere hoeveelheid de verkoopbereidheid van aanbieders toenemen. De aanbodlijn verschuift door subsidie naar beneden (zie figuur 23)

Slide 35 - Tekstslide

Maken opdracht 31 t/m 33, 35 t/m 38

Slide 36 - Tekstslide

Lees zelf blz. 84.

Slide 37 - Tekstslide

2.4 Arbeidsmarkt

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Hoe bereken je de bruto participatiegraad?

Slide 40 - Open vraag

Hoe bereken je de netto participatiegraad?

Slide 41 - Open vraag

Waarom stijgt de participatiegraad in Nederland vanaf jaren 80 (Blz. 92 belangrijk)

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

Enquête
Huiswerk 42, 44, 47, 49 ,50,56

Slide 44 - Tekstslide