week 7 H 12 Naar de Evenementenhal

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

                      Huiswerk inleveren via WhatsApp

                                                             Taak: Even voorstellen 

                                                                 Vaardigheid: Spreken

week 7  7/10 en 8/10: H 12 Naar de Evenementenhal

Doelen H12

1. De weg vragen/wijzen

2.Een route beschrijven

3.Scheidbare werkwoorden

4.Uitspraak: ou/au- ui

12.1 Dialoog

Luister naar de dialoog en beantwoord de vragen

Hoe lang is het lopen vanaf het station?

1. 10 minuten
2. een uur
3. een half uur
4. 5 minuten

Waar stopt de tram?

1. naast de evenementenhal
2. tegenover de uitgang
3. tegenover de ingang
4. achter de ingang

Welke tram kan Kirsten het beste pakken?

1. lijn 1
2. lijn 20
3. lijn 10
4. lijn 25

In welke hal is de Wandelbeurs?

1. hal 1
2. hal 2
3. hal 3
4. hal 4

Gatentekst dialoog 12

12.2 woordenlijst

Opdracht 1 blz. 174

Bedenk zelf vragen bij de dialoog.

Stel de vragen aan een andere cursist 

Bekijk het filmpje en beantwoord de vragen

Heerlijk fietsen

vraag 1: Waarom gaan mensen fietsen op hun vakantie? Noem drie redenen.

vraag 2:Noem drie landen waar mensen naartoe gaan.

Wandel en wissel uit

Antwoorden

1.leuk, ze doen het al jaren, lekker fietsen, je ziet veel meer, leuk om een beetje af te zien, om lekker te fietsen in de bergen, je ziet en beleeft van alles, je maakt alles van veel dichterbij mee, sportief, vrienden bezoeken, vrijheid en rust, ik hou van fietsen

 

2.Slovenië, Frankrijk, Spanje, Italië. Steden en gebieden die genoemd worden: Nimes, Rome, Santiago de Compostella, Barcelona, Franse Alpen, Cevennen.

12.3 De weg vragen/wijzen

Spreekopdracht 2: werk in tweetallen

Spreekoefening

De weg vragen/wijzen

kopieerblad 15 t/m 18

extra:

1.Hoe kun je daar het beste komen?

2. Hoe ver is het?

3. Kun je het lopen of moet je met de tram?

www.bing.com

Doel 3 Scheidbare werkwoorden

oefening op de website

.

.

Zinnen maken

Opdracht 7

kopieerblad 19

Wat hoort bij de:

ik-persoon

jij-persoon 

Uitspraak

Opdracht 10

Hoor je dezelfde klank (+) of is de klank anders (–)?

Huiswerk

De aangeboden leerstof herhalen.

Oefen de onderdelen die jij nog lastig vindt.