Les 21-12

timer
15:00
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide


  • Opfrissen woordsoorten
  • Bingo
  • Bieb monitor
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Ik herken werkwoorden in een zin
Ik kan de drie lidwoorden benoemen
Ik weet wat zelfstandig  naamwoorden zijn en kan deze vinden in een zin
Ik kan bijvoeglijk naamwoorden aanwijzen
Ik ken verschillende voorzetsels 

Slide 3 - Tekstslide

Gouden regels
  • Niet roepen door de klas, je steekt je hand op als je iets wil zeggen
  • Je behandelt elkaar met respect, je bent vriendelijk voor elkaar
  • Tijdens de les ben je bezig met het vak Nederlands, niet met andere dingen bijvoorbeeld op je laptop

Slide 4 - Tekstslide

Wat verwacht ik van jullie
  • Respect
  • Veiligheid
  • Vriendelijkheid
  • Discipline

Slide 5 - Tekstslide

Welke waarde heb je vandaag al laten zien en hoe heb je dat gedaan?

Slide 6 - Open vraag

Wat weet je van de volgende woordsoorten
Luister goed
Schrijf in je aantekeningen schrift alles waar je aan denkt
Voor elke woordsoort krijg je 40 seconden
timer
0:40

Slide 7 - Tekstslide

Bingo
Je krijgt een bingokaart
Je speelt samen met degene naast je
Let op: Je zet geen kruisje, maar schrijft het woord op
Je mag elk woord maar 1 keer gebruiken

Succes!!

Slide 8 - Tekstslide

Werkwoorden
Een werkwoord is een woordsoort.
In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.

Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet, wat iets of iemand overkomt wat er is gebeurd, wat iemand of iets is.



Slide 9 - Tekstslide

Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden: 
de, het, een.

De en het -> bepaald lidwoord.
een -> onbepaald lidwoord.




Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord

Slide 11 - Tekstslide

zelfstandig naamwoord

Slide 12 - Tekstslide

Bijvoeglijk 
naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.


Slide 13 - Tekstslide

Het voorzetsel
- Wat is een voorzetsel?
- Hoe vind je een voorzetsel?

Slide 14 - Tekstslide

Voorzetsel
  • Een woord is een voorzetsel als je het kunt plaatsen voor:
de kast
het feest

Slide 15 - Tekstslide

Voorzetsel
Voorzetsels: voorzetsels kunnen een tijd (wanneer?), plaats (waar?)of reden/oorzaak (waarom?)aangeven.


Voorzetsels tijd
Tijdens, voor, na, sinds, over.
'Feestwoorden'
Voorzetsels plaats
Denk aan de kast:
in, op, naast, onder, achter, tussen, met, boven enz.
Voorzetsels reden
Vanwege, wegens, door, sinds, tot
'Feestwoorden'

Slide 16 - Tekstslide


Ga eerst naar deze link: https://mdbos.nl/MdBosPortal/VL/P7tAMp (deze vind je ook in Magister)
Maak daarna zelfstandig cursus 5 grammatica: paragraaf 6
Na de vakantie herhalen we en maken we de so

Slide 17 - Tekstslide

Wat heb je geleerd deze les?

Slide 18 - Open vraag

Aan welke waarde ga je vandaag werken en hoe ga je dat doen?

Slide 19 - Open vraag

Cursus 5
Paragraaf 6

Slide 20 - Tekstslide