Nabespreken veelvoorkomende fouten aan de hand van (anonieme) voorbeelden uit jullie werk.
Werkhouding: respect voor elkaars werk. De voorbeelden zijn toevallig gekozen. Er werden veel vergelijkbare fouten gemaakt door andere leerlingen.
Slide 2 - Tekstslide
Wat kan er beter?
Meestal bladerde ik ook door het boek of het er voor mijn leeftijd uitzag.
Slide 3 - Tekstslide
Wat kan er beter?
... later vond ik uit dat deze tweets echt waren, het zijn deze details dat je merkt dat de schrijver goed over zijn boeken nadacht (terwijl ik hierover aan het schrijven was, realiseerde ik me hoe goed deze boeken waren).
Slide 4 - Tekstslide
Schrijf korter en duidelijker.
Maar is dat niet heel moeilijk? Dat valt wel mee.
Slide 5 - Tekstslide
Lange zinnen
Zorg dat een lange zin goed is opgebouwd.
Een hele lange zin is vrijwel altijd een slecht idee. Maar: een tekst met alleen korte zinnen leest ook niet prettig. Wissel af.
Slide 6 - Tekstslide
Wat valt je op aan deze zinnen?
Ik was lid van de bibliotheek maar ik ging er bijna nooit heen. Ik kreeg voor mijn verjaardag wel eens boeken maar niet heel veel. Ik vond ze vaak wel leuk.
Slide 7 - Tekstslide
Wat valt je op aan deze zinnen?
Ik was lid van de bibliotheek maar ik ging er bijna nooit heen. Ik kreeg voor mijn verjaardag wel eens boeken maar niet heel veel. Ik vond ze vaak wel leuk.
Slide 8 - Tekstslide
Wat kan er beter?
Mijn ouders hebben altijd veel van lezen gehouden. Ook al doen ze het minder vanwege de hoeveelheid tijd die ze hebben, proberen ze het wel te doen voordat ze naar bed gaan of als ze op vakantie zijn.
Slide 9 - Tekstslide
Vage woorden en vage formuleringen
‘Vage woorden’ maken een tekst minder helder. Voorbeelden: een beetje, nogal, vaak, enkele, een aantal, meestal, soms. Deze woorden zijn niet per se fout, maar onnodig gebruik ervan maakt je tekst minder duidelijk.
Slide 10 - Tekstslide
Conclusies
1. Schrijf duidelijk. Elke zin beantwoordt een vraag.
2. Wissel af in de lengte van je zinnen en in je zinsbouw.
3. Vermijd vage woorden en spreektaal.
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht
Beschrijf in vijf zinnen wat je geleerd hebt over schrijfvaardigheid. Gebruik deze les en de feedback op je leesautobiografie. Waar wil je aan gaan werken bij de volgende schrijfopdracht / wat wil je gaan verbeteren?
Los vel papier naam + klas + leerdoelen schrijfvaardigheid.
Slide 12 - Tekstslide
Les 2 Spelling
Slide 13 - Tekstslide
Opdracht 1 (blz. 138)
Antwoorden uitwisselen in groepjes van vier
Noteer alle fouten op het foutenanalyseblad (12 in totaal).
Verbeter de fouten. Analyseer de fout. Zie voorbeeld.