Vragen bij de tekst "Aan dit onderwijs heb ik niks" ( Argumenteren)

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

1. Formuleer het standpunt van de schrijfster uit alinea 1.

2. Vul het argument voor het standpunt in dat de schrijfster in alinea 2 geeft.

3. Met welke argumenten wordt het argument in alinea 2 ondersteund?

4. Zijn de argumenten uit alinea 2 feitelijke of waarderende uitspraken?

5. Formuleer het argument waarmee de schrijfster in alinea 3 haar standpunt ondersteunt.

6. Vul het argument in waarmee de schrijfster in alinea 4 haar standpunt ondersteunt.

7. Vul het argument in waarmee de schrijfster in alinea 5 haar standpunt ondersteunt.

8. ‘Een deel van dit probleem komt voort uit het gebrek aan overeenstemming tussen vakken. Voor verschillende vakken moeten leerlingen vaak grofweg hetzelfde doen, maar combineren gebeurt nooit. Het resultaat is dat we bij Nederlands urenlang over de juiste aanpak van bronnenonderzoek leren en vervolgens bij Engels hetzelfde verhaal nog een keer te horen krijgen.’ (alinea 5)
Een kritische lezer zou hierin een drogreden kunnen herkennen. Welke?

9. Vul het argument in waarmee de schrijfster in alinea 6 haar standpunt ondersteunt.

10. Van welke twee argumentatieschema’s wordt gebruikgemaakt in alinea 6? Argumentatie op basis van:

11. Van een van deze argumentatieschema’s in alinea 6. zou een kritische lezer kunnen zeggen dat het onjuist gebruikt is en dat er dus sprake is van een drogreden. Van welk schema?

12. ‘‘Maar die uren zijn nodig!’’ hoor ik velen al roepen.’ (alinea 7)
• Is dit een tegenargument of een weerlegging?

13. ‘‘‘Maar die uren zijn nodig!’’ hoor ik velen al roepen.’ (alinea 7)
Hoe weerlegt de schrijfster deze uitspraak?

14. De schrijfster vindt dat er veel mis is met de inhoud en de inrichting van het middelbaar onderwijs in Nederland.
Vul in of de argumenten die ze hiervoor geeft in de alinea's 2, 3, 4, 5 en 6 feitelijk of waarderend zijn.

15. Beoordeel de argumentatie.
a. De argumenten zijn aanvaardbaar ja/ nee
b. .De argumenten zijn relevant ja/ nee
c. De argumenten zijn onderling consistent ja/ nee
d. De argumenten zijn samen toereikend voor het ingenomen standpunt ja/ nee

16. Licht je antwoord op vraag 15 toe.

17. Vul de weerlegging in die de schrijfster geeft in alinea 7.

18. Is deze weerlegging afdoende? Ja of nee, leg uit.

19. Is de auteur een betrouwbare bron? Ja / nee. Leg uit.