Nederlands H6 over zijn, hebben, willen, kunnen en zullen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

over zijn, hebben, willen, kunnen en zullen  blz 162

Wat weet je zelf al over wat er met de woorden hebben, zijn, zullen, kunnen en willen gebeuren in de t.t. en v.t.?

Welk werkwoord is de pv in de zin?;
Zij willen later piloot worden.

1. willen
2. worden

Zijn
Ik...……...

1. is
2. zijnt
3. zijn
4. ben

Zijn
Ik...……...

1. is
2. zijnt
3. zijn
4. ben

Hebben
Hij

1. hebben
2. heb
3. hebt
4. heeft

Wij hebben veel geluk!
wat is de pv (persoonsvorm)=

1. veel
2. wij
3. geluk
4. hebben

Wij hebben gisteren hardgelopen.
Persoonsvorm?

1. wij
2. Hebben
3. Hebben hardgelopen
4. gisteren

Peter .... een nieuwe auto. (hebben)

1. hebben
2. heeft
3. hebt
4. hebd

We hebben / hadden net vakantie gehad.

1. hebben
2. hadden

De PV van
'De leerlingen hebben Jack te veel brokjes gegeven'.

1. De leerlingen
2. hebben
3. Jack
4. hebben gegeven.

...... hebben dat zelf gezegd!

1. Hun
2. Zij

(Willen) jij de deur dichtdoen?

1. Wilt
2. Wil
3. Willen

Willen
Stefan ...... naar buiten.

1. wil
2. wilt
3. willen
4. wild

Willen
....... u mij even helpen?

1. willen
2. wilt
3. wil
4. wild

Willen

...... jullie een broodje kaas?

1. wild
2. wilt
3. wil
4. willen

Willen

Je .... eten.

1. wil
2. wilt
3. willen
4. wild

William (kunnen) netjes schrijven.

1. kunnen
2. kunt
3. kan

Wij (kunnen) u morgen helpen.

1. kan
2. kannen
3. kun
4. kunnen

Kunnen slakken zonder hun huisje leven?

pv: ….
wwg: ….

1. pv: kunnen wwg: leven
2. pv: kunnen wwg: kunnen leven
3. pv: leven wwg: kunnen leven
4. pv: slakken wwg: slakken leven

(Kunnen) jij dit pakje meenemen?

1. Kan
2. Kunt
3. Kunnen
4. Kant

tt:
Jan (kunnen) ... lezen.

1. kunnen
2. kon
3. kan

( PV tt)
William (kunnen) netjes schrijven.

1. kunnen
2. kon
3. kan

Na het feest zullen wij helpen opruimen.

zullen =

1. PV
2. heel werkwoord
3. voltooid deelwoord

Dat (zullen) toch niet waar zijn?

1. zal
2. zalt
3. zul
4. zullen

pv?
Zullen we vandaag eens lopend naar het zwembad gaan?

1. lopend
2. we
3. gaan
4. zullen

Wij (zullen VT) dit geheim bewaren.

1. zulden
2. zouden
3. zullen
4. wilden

Zullen we ___ een patatje eten?

1. vanavond
2. gisteravond

Wat is de persoonsvorm?
Morgen zullen we onze kamer moeten opruimen.

1. onze kamer
2. moeten
3. opruimen
4. zullen

Je (zullen) wel moe zijn!

1. Zul
2. Zult
3. Zalt
4. Zal

Upload het gemaakte werk