Les 7 grammatica T3 diagnostische toets woordbenoemen

Wat zijn de lidwoorden?
1 / 27
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat zijn de lidwoorden?

Slide 1 - Open vraag

Noem de drie manieren om te controleren of een woord een zelfstandig naamwoord is

Slide 2 - Open vraag

Hoe herken je een werkwoord?

Slide 3 - Open vraag

HULPWERKWOORD

(HWW)


- helpt mee om een goede zin te maken

- er kunnen meerdere hulpwerkwoorden in een zin staan

- bij twee of meer werkwoorden is de pv een hulpwerkwoord

- een hulpwerkwoord heeft geen duidelijke betekenis

Slide 4 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord
  • Het allerbelangrijkste werkwoord in een zin.
  • In een zin met maar één werkwoord is dat werkwoord een zelfstandig werkwoord.
  • De persoonsvorm in een zin met één werkwoord is een zelfstandig werkwoord.
Voorbeeld:
Ik koop een gebakje.
 

Slide 5 - Tekstslide

Ik zou heel graag willen gaan slapen.
In deze zin staan
A
twee werkwoorden
B
vier werkwoorden
C
drie werkwoorden
D
vijf werkwoorden

Slide 6 - Quizvraag

Ik zou heel graag willen gaan slapen.
slapen =
A
hulpwerkwoord (hww)
B
zelfstandig werkwoord (zww)

Slide 7 - Quizvraag

Ik zou heel graag willen gaan slapen.
zou willen gaan
zijn hulpwerkwoorden
A
dat klopt!
B
echt niet!

Slide 8 - Quizvraag

bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord (zn)
voorbeeld: De rode auto ('rode' zegt iets over de auto(zn))

Slide 9 - Tekstslide

stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (sbn)
Vertelt iets over het materiaal waarvan iets gemaakt is en eindigt (bijna) altijd op -en
voorbeeld: De granieten vloer

gewoon bn: de oude ring
stoffelijk bn: de gouden ring

Slide 10 - Tekstslide

Nakijken opdracht 11
zelfstandig nw: stad, mes, pijn, hart, straat, plein

onduidelijk: haar (zn/bez.vnw), steek (zn/ww), kleur (zn/ww), taxi (zn/ww), bloed (zn/ww) 

geen zelfstandig nw: laat, wit, donker, voorbij, denk, zwart

Slide 11 - Tekstslide

Noteer van elk woord wat voor woordsoort het is

Kies uit: lw  zn  zww. hww. bn. sbn

Slide 12 - Tekstslide

Zij zouden met een rieten mand gaan picknicken in het bos.
zouden = een = rieten =

Slide 13 - Open vraag

Zij zouden met een rieten mand gaan picknicken in het bos.
mand =. gaan = picknicken =

Slide 14 - Open vraag

Zij zouden met een rieten mand gaan picknicken in het bos.
het = bos =

Slide 15 - Open vraag

De gouden armband werd woensdag opgevist.
De = gouden = armband =

Slide 16 - Open vraag

De gouden armband werd woensdag opgevist.
woensdag = opgevist =

Slide 17 - Open vraag

De leerlingen vonden de tentamenweek erg lang.
De= leerlingen= vonden=

Slide 18 - Open vraag

De leerlingen vonden de tentamenweek erg lang.
de=. tentamenweek=

Slide 19 - Open vraag

Het houten bankje werd op het plein gesloopt.
Het=. houten=. bankje=

Slide 20 - Open vraag

Het houten bankje werd op het plein gesloopt.
werd=. het=. plein=. gesloopt=

Slide 21 - Open vraag

In liefde en oorlog is alles geoorloofd.
liefde=. oorlog= is=. geoorloofd=

Slide 22 - Open vraag

Waar heb jij nog moeite mee?
lw zn hww zww bn sbn

Slide 23 - Woordweb

Slide 24 - Video

Na deze les wil ik.....
De uitleg nogmaals horen
Meer voorbeelden krijgen
Meer oefeningen maken
De leerstof thuis nog even bekijken

Slide 25 - Poll

huiswerk

lees: blz 27 + 28 goed door
maak: opdracht 16

Slide 26 - Tekstslide

Deze les vond ik.....
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll