uitleggen waar de soevereiniteit lag in het bestuur van de Republiek;
beargumenteren dat het bestuur van de Republiek in die tijd bijzonder was;
de taken van raadpensionaris en stadhouder noemen;
uitleggen dat er in de Republiek verschillend gedacht werd over de positie van raadpensionaris en stadhouder.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Leerdoelen
uitleggen waar de soevereiniteit lag in het bestuur van de Republiek;
beargumenteren dat het bestuur van de Republiek in die tijd bijzonder was;
de taken van raadpensionaris en stadhouder noemen;
uitleggen dat er in de Republiek verschillend gedacht werd over de positie van raadpensionaris en stadhouder.
Slide 1 - Tekstslide
Kenmerkend aspect
De bijzondere plaats in staatkundig opzicht (= politiek) en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek
Slide 2 - Tekstslide
Elk gewest had een eigen bestuur: de Statenvergadering of kortweg: de Staten van (naam gewest) of samen: de Gewestelijke Staten.
Elk gewest stuurde een afgevaardigde naar de Staten-Generaal. In dit bestuursorgaan werd beslist over buitenlandse politiek
Generaliteitslanden waren (vnl. katholieke) gebieden die veroverd waren op de Spanjaarden en geen volwaardig lid werden van de Republiek, maar min of meer onder toezicht stonden.
Je ziet in het schema dat de gewesten waar rijke steden waren, de regenten (rijke kooplieden) doorslaggevende temmen hadden in het bestuur
Bij plattelandsgewesten in het oosten had de adel ook nog veel invloed.
In de Staten-Generaal had elk gewest wel meerdere afgevaardigden, maar wel maar 1 stem en was bij belangrijke beslissingen unanimiteit vereist.
In praktijk had het (rijke) gewest Holland de meeste invloed. Zij betaalden immers ook het meeste.
Slide 3 - Tekstslide
Bestuur in de Republiek
De soevereiniteit kwam te liggen bij de besturen van de afzonderlijke 7 gewesten: de Gewestelijke Staten
Elk gewest behield zijn eigen bestuur met privileges en bevoegdheden in de Staten(vergadering).
Vertegenwoordigers uit de 7 afzonderlijke gewesten kwamen samen voor onderling overleg in een overkoepelend orgaan: De Staten-Generaal (eerder het overlegorgaan tussen de gewesten en landsheer)
In de Staten-Generaal werden beslissingen genomen over buitenlandse politiek, defensie, belastingen, geschillen tussen de gewesten en het bestuur over de generaliteitslanden (Brabant, Limburg, Vlaanderen).
Ieder gewest was in principe gelijk, maar Holland had de meeste invloed (bracht meeste belastinginkomsten op).
Slide 4 - Tekstslide
Uniciteit in het bestuur
In het gewest Holland hadden de steden de meeste invloed.
Regenten in de steden vormden een bestuurlijke elite van kooplieden en handelaren, waarbij bepaalde families functioneerden als een oligarchie (bestuur in handen van rijken).
In het oosten op het platteland was de adel nog steeds invloedrijk.
Deze staatsvorm zonder centrale macht voor een heerser, maar veel macht voor de steden en provincies was uniek en iets waar men trots op was.
Om te regeren moesten bestuurders veel vrienden hebben en goede zakelijke relaties met belangrijke families.
Slide 5 - Tekstslide
Twee belangrijkste functies in de Republiek: Raadspensionaris en stadhouder
De stadhouder gaf leiding aan leger en vloot (Staatse leger) en was in dienst van de Gewestelijke Staten (de functie werd erfelijk: huis van Oranje)
De raadpensionaris van Holland was de hoogste ambtenaar van het gewest Holland (soort minister-president). Hij had veel invloed en onderhield contacten met andere landen.
De stadhouders van Oranje streefden naar een erfelijke monarchie terwijl de regenten (en dus raadpensionaris) de stadhouder als ambtenaar wilden zien.
Met het 'Eeuwig Edict' in 1667 werd het ambt van stadhouder afgeschaft waardoor de strijd tussen prinsgezinden en staatsgezinden toenam.
Slide 6 - Tekstslide
Strijd tussen stadhouder en raadpensionaris
De regenten en raadspensionaris wilden geen oorlog en waren blij met vrede. Oorlog voeren was slecht voor de handel.
De stadhouder daarentegen kon macht en aanzien verwerven door als legeraanvoerder oorlog te voeren.
Toen na de vrede van Munster (1648) in 1650 stadhouder Willem II stierf, besloot de raadpensionaris (Johan de Witt) geen nieuwe stadhouder te benoemen en bezuinigde op het landleger (hij was nu het machtigst)
In 1667 werd er zelfs met het eeuwig edict gezworen dat er nooit meer een stadhouder Zou worden aangesteld!
Slide 7 - Tekstslide
Het rampjaar 1672!
In 1672 werd de Republiek der Nederlanden aangevallen door Engeland, Frankrijk en twee Duitse staatjes (rampjaar).
Engeland wilde de handel van de Republiek overnemen en Frankrijk (Lodewijk XIV) wilde zijn rijk uitbreiden tot aan de Rijn.
Johann de Witt kreeg samen met zijn broer Cornelis de schuld (zij hadden een stadhouderloos tijdperk en daarmee verzwakking van het leger laten gebeuren). Ze werden in Den Haag op een barbaarse manier afgeslacht door een woedende menigte.
Willem III was ondertussen weer stadhouder geworden en had de aanval over land van de Franse koning (Lodewijk XIV) kunnen afwenden.
Slide 8 - Tekstslide
'Staat zonder hoofd'
Neem het schema op de volgende dia over op een blaadje of in WORD.
Kijk daarna de documentaire 'Staat zonder hoofd' op de volgende dia en probeer het schema in te vullen
Slide 9 - Tekstslide
0
Slide 10 - Video
Slide 11 - Tekstslide
Staat zonder hoofd
Opdracht
In paragraaf 4.2 en de documentaire komen de twee centrale machtsfuncties uit de Republiek naar voren. De stadhouder en de raadpensionaris! Op welke manier:
komen de functies van beide naar voren?
op welke manier komt naar voren dat deze figuren tegengestelde belangen hadden? (gebruik het schema op de volgende dia)
Niet alleen Maurits en van Oldenbarnevelt stonden lijnrecht tegenover elkaar. Welke raadpensionaris moest het later ook met de dood bekopen? Leg uit waarom en gebruik ook in je antwoord het "Eeuwig Edict' (lees goed de paragraaf in je boek om deze vraag te kunnen beantwoorden).
De bedreigde zwaan (allegorie op Johan de Witt), is een schilderij van de schilder Jan Asselijn uit rond 1650. Het behoort tot de collectie van het Rijksmuseum in Amsterdam.