Betrekkelijk voornaamwoord

Grammatica h4 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica h4 

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lezen
  • Bespreken 1,3,4,5,6 grammatica h4
  • Theorie bespreken grammatica
  • Maken 7,8,9,11,12

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling betrekkelijk voornaamwoord 
Betrekkelijk voornaamwoord wijst terug naar een woord/groepje woorden (dit noem je het antecedent). 


Slide 3 - Tekstslide

De belangrijkste betrekkelijke voornaamwoorden zijn...
A
die, dat, zus, zo
B
zijn, haar, ons
C
die, dat, wie , wat
D
hij, zij, wij

Slide 4 - Quizvraag

Hoe noem je het woord of groepje woorden waar een betrekkelijk voornaamwoord naar wijst? Het ...

Slide 5 - Open vraag

Een onzijdig woord is een...
A
het-woord
B
de-woord
C
zelfstandig naamwoord
D
koppelwerkwoord

Slide 6 - Quizvraag

Betrekkelijke voornaamwoorden
die -> de-woord
dat -> het-woord
wie -> na een voorzetsel en verwijst naar personen
wat -> iets, niets, alles/ superlatief (overtreffende trap), een hele zin

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Herhaling bijvoeglijke bijzin 
De bijvoeglijke bijzin vormt samen met het antecedent een zinsdeel. De bijvoeglijke bijzin begint meestal met een betrekkelijk voornaamwoord. 

Slide 9 - Tekstslide

Lees nu blz 30 in je boek als je even niet meer weet wat een bijvoeglijke bepaling is. 

Slide 10 - Tekstslide

Ontleden van de bijvoeglijke bijzin 
1. Ontleed de hoofdzin.
2. Ontleed de bijvoeglijke bijzin. Het betrekkelijk voornaamwoord is daarin altijd een zinsdeel, dus benoem dat ook. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Maken...
7,8,9,11,12 grammatica h4

Toetsdatum: woensdag 25 april 

Slide 13 - Tekstslide