Tekststructuren

Wat doet een tekstschrijver meestal in de inleiding?
hint
Er zijn twee belangrijke functies van de inleiding.
A
het onderwerp introduceren
B
standpunt onderbouwen
C
de aanleiding introduceren
D
aandacht van de lezer trekken
1 / 19
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat doet een tekstschrijver meestal in de inleiding?
hint
Er zijn twee belangrijke functies van de inleiding.
A
het onderwerp introduceren
B
standpunt onderbouwen
C
de aanleiding introduceren
D
aandacht van de lezer trekken

Slide 1 - Quizvraag

En wat staat er meestal in het slot?
hint
De belangrijkste onderdelen voor jou als lezer om te weten.
A
een aanbeveling en een uitsmijter
B
een conclusie en een uitsmijter
C
een conclusie en een samenvatting
D
de schrijver herhaalt het standpunt

Slide 2 - Quizvraag

functies inleiding en slot
Inderdaad, inleiding en/of slot moeten het standpunt bevatten. De onderbouwing staat in de kern. Dit kunnen argumenten zijn, oorzaken, oplossingen, verklaringen, enz.
Lees nu alinea 1 t/m 3 van een artikel over pandemieën -->

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Welke structuur verwacht je na het lezen van deze inleiding?
A
verleden- heden
B
verschijnsel - verklaring
C
verleden-heden-toekomst
D
probleem - oplossing

Slide 5 - Quizvraag

lastig in te schatten ...
  • de schrijver keek inderdaad naar het verleden
  • het is te verwachten dat we naar de toekomst kijken bij dit onderwerp
  • en het is een probleem waarvoor we nu een oplossing lijken te hebben middels een vaccin
maar toch verklaart de schrijver hier een verschijnsel aan de hand van vroegere epidemieën ... lees maar mee -->

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Lees zo meteen de tekst 'Lachgas verslavender dan gedacht'. Daarna volgen deze quizvragen:

1. welke functies heeft de inleiding (alinea 1 t/m 3)?
2. welke structuur heeft deze tekst?






3. Hoe onderbouwt de schrijver het standpunt?
4. welke conclusie trekt de schrijver in het slot?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Welke functies heeft de inleiding?
A
introductie onderwerp, voorbeeld en standpunt
B
introductie onderwerp en standpunt
C
introductie onderwerp, belang voor de lezer
D
standpunt en voorbeeld

Slide 10 - Quizvraag

Welke structuur kent deze tekst?
A
probleem - oplossing
B
verschijnsel - verklaring
C
standpunt - argumenten
D
verleden - heden - toekomst

Slide 11 - Quizvraag

Hoe onderbouwt de schrijver het standpunt?
A
door oorzaken te analyseren
B
door voorbeelden te geven
C
door deskundigen aan het woord te laten
D
door argumenten te geven

Slide 12 - Quizvraag

Welke conclusie trekt de schrijver in het slot?
A
Men denkt dat het een onschuldige drug is
B
Er moet voorlichting op scholen komen
C
Ouders hebben een verkeerd beeld
D
We zijn overvallen door de snelle ontwikkelingen

Slide 13 - Quizvraag

Welke oplossing wordt er geadviseerd?
A
Meer onderzoek doen
B
Lachgas verbieden
C
Meer voorlichting geven
D
Meer aan preventie doen

Slide 14 - Quizvraag

dit signaal- of functiewoord kondigt een conclusie aan
daarom
los daarvan is
nu ook al
bijvoorbeeld

Slide 15 - Sleepvraag

Dit signaal- of functiewoord kondigt een opsomming aan
daarom
los daarvan is 
nu ook al
bijvoorbeeld

Slide 16 - Sleepvraag

tot slot: opbouw van een alinea
Uit een grootschalig onderzoek uit de VS bleek dat in alinea's voorkeursplaatsen voor de kernzin zijn : 1e, 2e of laatste zin
De kernzin bevat de belangrijkste informatie van de alinea

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Einde van deze les
  • deze week lees je Nieuw Nederlands cursus 6 Argumenteren 6.1, 6.3 en 6.5
  • je maakt enkele opdrachten van iedere paragraaf
  • stel vragen in de les, of via de chat in Teams, als je ergens niet uitkomt!
NB: leerlingen die van TL komen, kunnen Brug (cursus 11) bestuderen om gemiste lesstof in te halen

Slide 19 - Tekstslide