H3b 15 Grammatica taalkundig ontleden, samenvatting en antwoorden opdr

Welkom H3b
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom H3b

Slide 1 - Tekstslide

Programma


  1. 10 minuten lezen boek 2 en op lijst zetten
  2. Leerdoelcheck taalkundig ontleden
  3. Grammatica 15, taalkundig ontleden
  4. Afsluiting en vooruitblik


Slide 2 - Tekstslide


Wat is taalkundig ontleden?
A
Je kijkt naar de soort woorden
B
Je kijkt naar de functie van woorden

Slide 3 - Quizvraag



  • Zelfstandig naamwoord (znw)
  • Lidwoord (lw) --> onbepaald en bepaald (onbep. en bep.)
  • Bijvoeglijk naamwoord (bnw)
  • Bijwoord (bw)
  • Voorzetsel (vz)
  • Zelfstandig werkwoord (zww)
  • Koppelwerkwoord (kww)
  • Hulpwerkwoord (hww)
  • Persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw)
  • Bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw)
  • Aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw)
  • Betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw)
  • Onbepaald voornaamwoord (onbep. vnw)
  • Voegwoord (vw)
Alle woordsoorten 
op een rijtje

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoel:

Je leert taalkundig ontleden en weet wat de kenmerken en functie van verschillende woordsoorten in een zin zijn.

Slide 5 - Tekstslide

Grammatica
Er zijn twee soorten van ontleden:
- Bij taalkundig ontleden benoemen we elk woord in de zin.
(bijvoorbeeld lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, werkwoord, voorzetsel enzovoorts);
- Bij redekundig ontleden verdelen we de zin in zinsdelen. 
(bijvoorbeeld onderwerp, persoonsvorm, gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp)

Slide 6 - Tekstslide

Ontleed de volgende zinnen taalkundig
De kat krabt de krullen van de trap
Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindelaan
De koetsier poetst de postkoets met peperdure koetspoets.

Lidwoord zelfstandig naamwoord werkwoord bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel

Slide 7 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
Opdracht 1a-e , 2, 3 4 op pagina 62 en 63.  Voorzetselvoorwerpen hoeven niet!
Gebruik  pagina 186 tot en met 189 als naslagwerk. 


Slide 8 - Tekstslide

Antwoorden p. 62
Zie voor uitleg blz 186-189

1. a     - Het persoonlijk voornaamwoord gebruik je in plaats van een zelfstandig naamwoord. In een zin is het onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp.
        - Het bezittelijk voornaamwoord geeft bezit aan.
        - Het aanwijzend voornaamwoord gebruik je om dingen aan te wijzen. Het staat direct voor het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
        - Het betrekkelijk voornaamwoord gebruik je om terug te verwijzen naar een ander zinsdeel (het antecedent).
        - Het wederkerend voornaamwoord gebruik je om terug te verwijzen naar het onderwerp van de zin.
        - Het wederkerig voornaamwoord gebruik je om het wederzijdse karakter van een handeling aan te geven.
        - De functie van een vragend voornaamwoord is om het vragende karakter van de zin aan te geven.
        - Het onbepaald voornaamwoord gebruik je wanneer je niet verwijst naar specifieke dingen of personen, maar wanneer je iets algemener zegt.

Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden p. 62
1.
b Het antecedent is datgene, een woord of een zin, dat al eerder genoemd is en waarnaar je terugverwijst.
c De trappen van vergelijking zijn de vormen van het bijvoeglijk naamwoord waarmee je iets met iets anders kunt vergelijken.
d Dit betekent dat je het bijvoeglijk naamwoord gebruikt zonder dat het voor een zelfstandig naamwoord staat.
e Er zijn bijwoorden van:
- plaats of richting
- tijd of duur
- frequentie
- wijze
- graad
- vragende bijwoorden

 











Slide 10 - Tekstslide

Antwoorden p. 62
2    a     zelfstandig naamwoord: neerstorten, vrachtvliegtuig, Iran, bemanningsleden, leven
         lidwoord: het, een, het
        bijvoeglijk naamwoord:
    b    zelfstandige naamwoorden: politie, Naarden, klopjacht, inbreker, middernacht, huis
lidwoorden: De, een, een, een
bijvoeglijke naamwoorden: nachtelijke
    c    zelfstandig naamwoord: KLM, dinsdag, tiental, vluchten, werkonderbrekingen, luchthavens
lidwoord: een
        bijvoeglijk naamwoord: Duitse
    d    zelfstandig naamwoord: parlementslid, werkzaamheden, Brazilië
lidwoord: Het
        bijvoeglijk naamwoord: enige, homoseksuele, Braziliaanse

Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden p. 62
2       e    zelfstandig naamwoord: acteurs, maandagavond, voorstelling, privacyvraagstukken
lidwoord: De           bijvoeglijk naamwoord: nieuwste, actuele, hypothetische
    f    zelfstandig naamwoord: zeekoeten, weken, Waddeneilanden
lidwoord: de, de        bijvoeglijk naamwoord: dode, verzwakte, afgelopen

3    a     bijwoorden: er, er, eigenlijk, niet                voorzetsel: In, rond, te, voor, voor, te
voornaamwoorden: ons (bezittelijk), genoeg (onbepaald)    , veel (onbepaald)
    b    bijwoorden: waarna, minutenlang, steeds, verder, uiteindelijk
voorzetsel: op, in, op, tussen, bij, van, per
voornaamwoorden: hij (persoonlijk), zo’n (aanwijzend)
    c    bijwoorden: er, steeds, vaker, flexibel
voorzetsel: voor, om, te
voornaamwoorden: -

Slide 12 - Tekstslide

Geef je antwoord op vraag 4

Slide 13 - Open vraag

Aan het werk

Lezen blz 62, maken 1-2-3-4, gebruik blz 186-192 als naslagwerk

Lezen blz 64, telwoorden slaan we over!
Opdracht 6-7-9
Gebruik  pagina 190 tot en met 192 als naslagwerk. 


Slide 14 - Tekstslide

Afsluiting en vooruitblik

dinsdag 3 december
  • Lesprogramma: Herhaling Grammatica 15, taalkundig ontleden

woensdag 4 december:
  •  Repetitie Grammatica 15


Slide 15 - Tekstslide

H3b 15 Grammatica taalkundig ontleden, samenvatting en antwoorden opdr

Slide 16 - Tekstslide