Je oefent met het lezen van een moeilijke tekst en het maken van een leestoets
R:Ik weet hoe ik een leestoets maak en wanneer ik vooruit/terug moet lezen in een tekst
T1:Ik kan informatie over een leestoets herkennen en aangeven of ik terug of vooruit moet lezen
T2: Ik kan lastige woorden of zinnen uit een tekst beter begrijpen door terug of vooruit te lezen
I: Ik kan een leestoets op een handige manier maken