Methodisch werken periode 1 - oefentoets

Methodisch werken 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Methodisch werken 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het voordeel van systematisch werken en methodisch werken?
A
Het is effectiever. Grotere kans dat je doel slaagt.
B
Het is duidelijk voor jezelf maar niet voor iedereen.
C
beide antwoorden zijn goed.
D
Er zijn weinig voordelen aan.

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een belangrijk aspect van de relatie tussen begeleider en cliënt?
A
De begeleider legt de doelen op aan de cliënt.
B
De cliënt volgt passief de begeleider.
C
Er is wederzijds vertrouwen en samenwerking.
D
De begeleider bepaalt zonder overleg.

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent het als een cliënt actief wordt begeleid?
A
De begeleider neemt alle beslissingen.
B
Er is geen vast begeleidingsplan.
C
De begeleider laat de cliënt zelfstandig werken.
D
De cliënt neemt initiatief, maar wordt ondersteund.

Slide 4 - Quizvraag

Welk kenmerk hoort NIET bij methodisch werken?
A
Doelgericht
B
Systematisch
C
Eigen regie
D
Procesmatig

Slide 5 - Quizvraag

Methodisch werken heeft vier kenmerken. Methodisch werken is:
A
Doelgericht, planmatig, procesmatig en bewust
B
Planmatig, procesmatig, bewust en SMART.
C
Doelgericht, planmatig, procesmatig en onbewust.
D
Planmatig, bewust, SMART en via een methode.

Slide 6 - Quizvraag

Wat hoort NIET bij de stappen van methodisch plannen?
A
Wachten
B
Evalueren
C
Uitvoeren
D
Doelen stellen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de volgorde van de cyclus die past bij het methodisch werken?
A
uitvoeren - evalueren - bijstellen - voorbereiden
B
voorbereiden - bijstellen - uitvoeren - evalueren
C
voorbereiden - uitvoeren - evalueren - bijstellen
D
uitvoeren - bijstellen - voorbereiden - evalueren

Slide 8 - Quizvraag

waar staan de fases van methodisch werken in de goede volgorde?
A
1. beginsituatie 2. doel formuleren 3. plan maken 4. uitvoeren 5. evalueren.
B
1. plan maken 2. doel formuleren 3. beginsituatie 4. uitvoeren 5. evalueren.
C
1. beginsituatie 2.plan maken 3.doel formuleren 4.uitvoeren 5.evalueren
D
1.beginsituatie 2. doel formuleren 3. plan maken 4. evalueren 5. uitvoeren.

Slide 9 - Quizvraag

Methodisch en systematisch werken loopt volgend het cyclische model?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het nadeel van systematisch en methodisch werken?
A
Niet voor alle doelen geschikt
B
Je kan er niemand bij betrekken
C
Belemmert de flexibiliteit en creativiteit in de begeleiding
D
Is tijdrovend

Slide 11 - Quizvraag

Wat houdt methodisch werken in volgens het Basisboek Sociaal Werk?

Slide 12 - Tekstslide

Wat is methodisch werken?
A
Bewust handelen volgens vooraf ongeplande stappen
B
Onbewust handelen volgens vooraf geplande stappen
C
Bewust handelen volgens vooraf geplande stappen
D
Onbewust handelen volgens vooraf ongeplande stappen

Slide 13 - Quizvraag

Bij methodisch werken heb je een dossier nodig. Waarom?

Er zijn meerdere antwoorden goed.
A
Clienten weten dan beter wat hen te wachten staat
B
Zorgverleners kunnen dan precies aangeven welke problemen zij op welke manier aanpakken
C
Verschillende zorgvereleners kunnen dan exact dezelfde ondersteuning bieden
D
De manier van werken wordt dan beter bewaakt

Slide 14 - Quizvraag

Wat is GEEN doel van methodisch werken?
A
Evalueren
B
Cliëntgericht
C
Degraderen
D
Doelgericht

Slide 15 - Quizvraag

Fasen van methodisch werken - methodische cirkel

Slide 16 - Tekstslide

SMART DOELEN

Slide 17 - Tekstslide

 doelen formuleren

Slide 18 - Tekstslide

Wat verstaan we onder een subdoel?
A
a) Een vaag omschreven doel.
B
c) Een doel dat de hoofddoelen ondersteunt.
C
b) Een middel om doelen te bereiken.
D
d) Een moeilijk doel.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste doel van begeleiding in het sociaal werk?
A
De cliënt ondersteunen bij het formuleren van doelen.
B
De cliënt stimuleren om zelfstandig doelen te behalen.
C
Alle beslissingen voor de cliënt nemen.
D
Zorgen dat de cliënt afhankelijk blijft.

Slide 20 - Quizvraag

Een cliënt wil zelfstandiger worden. Wat is het meest geschikte type doel?
A
Algemeen doel
B
Vage doelstelling
C
Onrealistisch doel
D
SMART-doel

Slide 21 - Quizvraag

Waarom zijn SMART-doelen belangrijk in het sociaal werk?
A
Ze stimuleren teamwerk.
B
Ze geven richting aan de begeleiding.
C
Ze zorgen voor meer willekeur in de doelen.
D
Ze maken doelen moeilijker te bereiken.

Slide 22 - Quizvraag

Wat betekent de M in SMART-doelen?
A
Methodisch
B
Meetbaar
C
Motiverend
D
Mogelijk

Slide 23 - Quizvraag

Welk principe past bij het doel 'Maria gaat het komende half jaar drie keer per week naar de sportschool'?
A
Maria stelt zichzelf geen deadline.
B
Maria maakt een flexibel plan.
C
Maria plant drie sportsessies per week in.
D
Maria focust op voeding.

Slide 24 - Quizvraag

SMART DOELEN

Slide 25 - Tekstslide

Wat is een belangrijk element van een ondersteuningsplan?
A
Flexibele uitvoering zonder plan
B
Geen vastomlijnde doelen
C
Willekeurige acties
D
Heldere en meetbare doelen

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een evaluatievraag?
A
Hoe is het doel geformuleerd?
B
Welke middelen moeten we inzetten?
C
Is het doel behaald?
D
Wat zijn de volgende stappen?

Slide 27 - Quizvraag

Wanneer wordt de evaluatiefase in de methodische cyclus doorlopen?
A
Voordat een doel wordt geformuleerd.
B
Na het voltooien van elke stap.
C
Alleen aan het begin van het proces.
D
Tijdens de eerste kennismaking met de cliënt.

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een belangrijk doel van de evaluatiefase?
A
Het kiezen van activiteiten voor toekomstige plannen.
B
Het meten van de effectiviteit van de aanpak.
C
Het beoordelen van de inzet van het team.
D
Het stellen van nieuwe doelen.

Slide 29 - Quizvraag

In welke fase van methodisch handelen stel je vast of je planning effectief is?
A
Evalueren
B
Plannen
C
Voorbereiden
D
Uitvoeren

Slide 30 - Quizvraag

Wat gebeurt er in de evaluatiefase van de methodische cyclus?
A
Het meten van de voortgang van de doelen.
B
Het uitvoeren van de interventie.
C
Het vaststellen van de doelen.
D
Het formuleren van nieuwe doelen.

Slide 31 - Quizvraag