1.3 Je inkomsten en uitgaven

1.3 Je inkomsten en uitgaven
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.3 Je inkomsten en uitgaven

Slide 1 - Tekstslide

Nibud
       Voor advies over omgaan met geld of budgetteren
  • Budgetteren
  • Het op elkaar afstemmen van je inkomsten en uitgaven
  • Begroting
  • Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor een komende periode

Slide 2 - Tekstslide

NIBUD
Nibud = Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting

  • onderzoek naar inkomsten en uitgaven van mensen
  • advies geven over omgaan met geld

Slide 3 - Tekstslide

Inkomsten
€    
Uitgaven
€   
Loon
1.250
Boodschappen
400
Huurtoeslag
340
Huur
1.050
Rente
5
Kleding
125
Totaal
€ 1.595
Totaal
€ 1.575
  • Overschot €20
Begroting

Slide 4 - Tekstslide

Op vorige dia was sprake van een overschot

Als je uitgaven groter zijn dan je inkomsten, dan is er sprake van een tekort!! En daar zul je dan "oplossingen voor moeten bedenken:
  • Meer inkomsten door langer of extra te werken?
  • Minder uitgeven aan .... (bezuinigen op....)??
  • Lenen?? Natuurlijk niet voor Vaste Lasten of Dagelijkse uitgaven!!! En je moet in ieder geval nagaan of je hetgeen waar je voor leent, nog wel hebt tegen die tijd dat je de lening weer netjes hebt terugbetaald (+rente!!). Anders ben je nog aan het terugbetalen terwijl je datgene al lang niet meer hebt!!!!!!

Slide 5 - Tekstslide

Inkomsten
€    
Uitgaven
€   
Loon
1.250
Boodschappen
400
Huurtoeslag
340
Huur
1.050
Rente
5
Kleding
125
Totaal
€ 1.595
Totaal
€ 1.575
  • Soorten inkomens:
  • Inkomen uit arbeid
  • Overdrachtsinkomen
  • Inkomen uit bezit
  • Inkomen in natura (=niet in geld, maar met goederen of diensten. vind je dus niet in begroting...)

Slide 6 - Tekstslide

Inkomsten
€    
Uitgaven
€   
Loon
1.250
Boodschappen
400
Huurtoeslag
340
Huur
1.050
Rente
5
Kleding
125
Totaal
€ 1.595
Totaal
€ 1.575
  • Soorten Uitgaven:
  • Dagelijkse uitgaven
  • Vaste lasten
  • Incidentele uitgaven

Slide 7 - Tekstslide

Soorten uitgaven
Dagelijkse uitgaven (of Huishoudelijke uitgaven)= alledaagse uitgaven:
  • Boodschappen, cadeautje, kapper

Vaste Lasten= bedragen die op vaste momenten terugkomen:
  • GWL, huur of hypotheek, verzekeringen, abonnementen

Incidentele uitgaven= grotere uitgaven, je weet nooit precies wanneer en het is dus handig om wat geld voor opzij te zetten: 
  • Apparaten, auto/ scooter, vakantie, kleding.


Slide 8 - Tekstslide

Reserveren
Voor de incidentele uitgaven kun je het beste geld reserveren. Dat betekent geld opzij zetten waarvan je later bepaalde uitgaven kunt betalen

Slide 9 - Tekstslide

Reserveren; voorbeeldsom 1

Slide 10 - Tekstslide

Reserveren; voorbeeldsom 2
Je koopt een auto van €16.000 en verwacht er 4 jaar in te rijden. Je gaat ervan uit dat nieuwe auto dan 12% duurder is. De verwachte inruilwaarde van je auto is tegen die tijd €7.500. Hoeveel moet je de komende 4 jaar per maand reserveren?
  • Totaal benodigde bedrag= 
  • 16.000 + (0,12 x 16.000) - 7.500= €10.420
  • 10.420 : 48= €217,08 per maand

Slide 11 - Tekstslide

Weten voor EC0 (OMREKEN-)SOMMEN!!

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Ook ons land heeft een begroting!!: De rijksbegroting

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide