PV in samengestelde zinnen

3kg
-Pv in samengestelde zinnen herkennen en toepassen
-komma correct gebruiken

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3kg
-Pv in samengestelde zinnen herkennen en toepassen
-komma correct gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

De komma
De komma is een leesteken dat in een zin staat. De komma is een korte pauze in een zin. Je gebruikt een komma:

Slide 2 - Tekstslide

Komma ,
  • Wanneer je twee zinnen samenvoegt, gebruik je een komma.
  • Tussen twee persoonsvormen plaats je een komma.
  • Voor verbindingswoorden zoals maar, nadat, omdat, terwijl,  want: Ik heb honger, maar ik mag pas eten in de pauze.
  • Bij een opsomming plaats je komma's.

Slide 3 - Tekstslide

Komma
 De komma is een korte pauze in een zin.
Je gebruikt een komma...
bijvoorbeeld
als je iemand aanspreekt
'Hé, wat doe jij hier?'
tussen delen van een opsomming
In de zomer ga ik fietsen, zwemmen, wandelen en raften.
voor voegwoorden als: want, maar, omdat, zoals.
In deze zin staat een komma, want er staat een voegwoord in.
tussen twee persoonsvormen
Pas toen hij dat zei, vielen de puzzelstukjes op z'n plaats.

Slide 4 - Tekstslide

komma
geen komma
voor aanspreking
eind van de zin
tussen 2 pv's
tussen delen van een opsomming
bij een citaat
bij een gedachte
na aanspreking

Slide 5 - Sleepvraag

Waar zet je de komma? Noteer alleen het woord voor de komma met de komma erachter.

Nu ik er langer over nadenk vind ik het geen gek idee.

Slide 6 - Open vraag

Achter welk woord moet een komma? Sleep dat woord naar de komma
Komma
Piet 
kun
jij
de
vaatwasser
uitpakken

Slide 7 - Sleepvraag

Waar
Niet waar
Aan het eind van de zin staat een komma
Tussen twee bijvoeglijke naamwoorden staat een komma
Tussen twee persoonsvormen staat een komma
Tussen dingen die je opnoemt, staat een komma
Voor alle voegwoorden staat een komma

Slide 8 - Sleepvraag

Achter welk woord moet een komma? 
Sleep dat woord naar de komma
Komma
Als 
ik
het
je
vertel
mag
je
het
niet
doorvertellen.

Slide 9 - Sleepvraag

Is de zin een samengestelde zin?

Tyger komt op de fiets naar Centraal en de rest van de klas komt met de tram.
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Is de zin een samengestelde zin?

De keeper kon de drie ballen jammer genoeg niet tegenhouden.
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

PV in SAMENGESTELDE ZIN

Zo vind je de persoonsvormen in een samengestelde zin:

  • zet de zin in een andere tijd:

je maakt van de tegenwoordige tijd verleden tijd, of andersom.

De werkwoorden die veranderen, zijn persoonsvormen.



Tom schreeuwt, omdat hij zijn arm heeft gebroken.
Tom schreeuwde, omdat hij zijn arm had gebroken.

Slide 12 - Tekstslide

OW in SAMENGESTELDE ZIN

Zo vind je de onderwerpen in een samengestelde zin:

  • stel met elke persoonsvorm uit de zin een onderwerpsvraag.




Tom schreeuwt, omdat hij zijn arm heeft gebroken.

- Wie schreeuwt?
   
Tom
- Wie heeft gebroken? 
  hij



Slide 13 - Tekstslide

PERSOONSVORMEN IN SAMENGESTELDE ZINNEN


Je weet hoe je de persoonsvormen en onderwerpen kunt vinden in samengestelde zinnen.


Verder in deze les leer je de persoonsvormen goed spellen.



Slide 14 - Tekstslide

schema werkwoordspelling

Slide 15 - Tekstslide

PERSOONSVORMEN

 IN SAMENGESTELDE ZINNEN

Juist spellen van de persoonsvormen:

- Controleer of het werkwoord een persoonsvorm is

- Kijk of het werkwoord in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt) staat

- Kijk naar het onderwerp om te zien of de pv enkelvoud (ev) of meervoud (mv) is

- Vul de juiste vorm van het werkwoord in


Slide 16 - Tekstslide

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de tt:

De brandweer (beweren) dat zo'n ramp bijna nooit (gebeuren).

Slide 17 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de tt:

Het (verbazen) me dat je elke zaterdag zo lang (uitslapen).

Slide 18 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de tt:

Onze kat (jagen) graag op muizen, maar hij (doden) ze niet.

Slide 19 - Open vraag

OPDRACHT

Zet de persoonsvormen in de
verleden tijd.
Let op:
Fouten maken mag, maar verbeter deze!

Slide 20 - Tekstslide

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de vt:

Nadat Lian van haar fiets (vallen), (bloeden) haar knie.

Slide 21 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de vt:
Meneer Drost van aardrijkskunde (worden) boos, omdat de klas permanent (klieren).

Slide 22 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de vt:
De motoragent (slingeren) de bestuurder van de rode Ferrari op de bon, want deze (rijden) veel te snel.

Slide 23 - Open vraag

Periode 3
Belangrijk:
  • Sollicitatietraining JINC donderdag 2 maart.
  • vrijdag 31 maart inleveren boekverslag 2.

Slide 24 - Tekstslide

PV in SAMENGESTELDE ZINNEN

Je hebt geleerd dat in samengestelde zinnen 

meer dan één persoonsvorm staat. 


Om werkwoorden goed te kunnen spellen moet je eerst ontdekken welke werkwoorden in een samengestelde zin persoonsvorm zijn.



Slide 25 - Tekstslide

PV in SAMENGESTELDE ZINNEN

Kijk of de werkwoorden van tijd kunnen veranderen.

De werkwoorden die van tijd kunnen veranderen, 

zijn persoonsvorm.


De fietser wil graag doorrijden, maar de weg is geblokkeerd.


                                                   



pv
pv
geen pv
geen pv

Slide 26 - Tekstslide

Is de zin een samengestelde zin?

Je kunt te allen tijde bij je mentor studieadvies vragen.
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quizvraag

Is de zin een samengestelde zin?

Ik kan het bedrag wel contant betalen, maar bij voorkeur pin ik even.
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Is de zin een samengestelde zin?

Jetta krijgt een bril, omdat ze in de verte niet goed kan zien.
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag

Huiswerk
Maak de opdrachten 1 t/m 5 op blz. 60-61

Dit is huiswerk voor de les van dinsdag.

Slide 30 - Tekstslide