Haal uit onderstaande zinnen alle werkwoorden en benoem ze als hulpwerkwoorden, zelfstandige werkwoorden of koppelwerkwoorden.
- De invaller heeft tijdens de wedstrijd geen potten kunnen breken.
- Toch is hij afgelopen jaar een zeer trefzekere spits gebleken.
- Het voedingscentrum raadt een gezond en gevarieerd dieet aan.
-De loodgieter heeft met veel moeite de lekkage in de ketel verholpen.
- Vorige week gingen we met zijn allen naar de pizzeria.