Maandag 21 juni

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Vakantie.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Vakantie.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Tekstslide

achterhalen
(werkwoord)
  • te weten komen;
  • het antwoord proberen te vinden;
  • proberen te weten te komen wat het het probleem is;
  • Zin: Ik wil achterhalen waarom iedereen altijd naar Frankrijk op vakantie gaat.

Slide 2 - Tekstslide

poetsen
(werkwoord)
  • met een doek over iets vegen, om het schoon te maken;
  • ik poets, ik poetste, ik heb gepoetst;
  • Zin: Ik poets altijd de toilet.
  • Zin: Heb jij je tafel wel schoon gepoetst?

Slide 3 - Tekstslide

de poort
  • ingang en uitgang in een muur;
  • vroeger zat er vaak ook een deur in;
  • je ziet het veel bij oude steden;
  • het was voor bescherming. Dan konden de vijanden niet makkelijk de stad in;
  • Sommige mensen hebben een poort in de schutting;
  • zin: Deze stad heeft veel poorten.

Slide 4 - Tekstslide

afspoelen
(scheidbaar werkwoord)
  • iets onder stromend water houden, zodat het schoon wordt;
  • Werkwoord: ik spoel...af, ik spoelde....af, ik heb....afgespoeld;
  • Zin: Ik spoel altijd eerst mijn bord af en daarna doe ik het bord in de afwasmachine.

Slide 5 - Tekstslide

de functie
  • de taken die bij je baan horen;
  • elk beroep heeft andere functies;
  • Maar ook: wat kan een apparaat allemaal? 
  • Zin: Wat is precies jouw functie op school?
  • Zin: Wat is de functie van dit apparaat?

Slide 6 - Tekstslide

In welke zin wordt het goede voorbeeld gegeven van het woord:
poetsen
A
Mijn bed is vies. Ik moet mijn laken en deken poetsen.
B
Mijn fietsband is lek. Ik moet de fietsband poetsen.
C
De kleding is smerig. Mijn moeder gaat de kleding poetsen.
D
De tafel is smerig. Ik zal de tafel even poetsen.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste functie van een docent?
A
goed kunnen luisteren
B
goed kunnen praten
C
goed de toets kunnen maken
D
goed kunnen uitleggen wat iets is

Slide 8 - Quizvraag

Maak een zin met het woord:
afspoelen

Slide 9 - Open vraag

Waar wordt een poort voor gebruikt?
A
Omdat het er leuk uit ziet.
B
Omdat dit vroeger gebouwd moest worden.
C
Zodat je weet wie er binnen komt.

Slide 10 - Quizvraag

In welke zin wordt het woord
achterhalen
goed gebruikt?
A
Ik moet achterhalen welke fiets ik moet kopen.
B
Ik moet achterhalen wie mijn laptop stuk heeft gemaakt.
C
Ik moet achterhalen naar welk land ik op vakantie wil gaan.

Slide 11 - Quizvraag

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 12 - Tekstslide

Doe de .......... dicht. Ik wil niet dat iedereen naar binnen kan lopen.

Slide 13 - Open vraag

Wat heb je geknoeid met de verf. Je moet je tafel.........

Slide 14 - Open vraag

Hij wil............. wat er met zijn geld is gebeurd. Iemand heeft het gestolen.

Slide 15 - Open vraag

..... jij de borden even .....? Ze zijn echt vies.

Slide 16 - Open vraag

Als je een baan zoekt, is het belangrijk om te onderzoeken wat de ....... precies is.

Slide 17 - Open vraag

Zinnen maken

We draaien het rad. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: functie, afspoelen, poort, poetsen, achterhalen

Slide 18 - Tekstslide