Verhaalanalyse 2

Verhaalanalyse 2
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Verhaalanalyse 2

Slide 1 - Tekstslide

- Huiswerk bespreken
- Nieuwe begrippen bespreken

Slide 2 - Tekstslide

Personages
Round character: personage dat in het
verhaal een zekere ontwikkeling doormaakt.

Flat character: personage dat weinig is
uitgewerkt.

van een menselijke eigenschap.

Slide 3 - Tekstslide

Je kent het vast wel uit de film: nog tien seconden heeft de held om de bom te ontmantelen! Daar gaan we:

Slide 4 - Tekstslide

10, 9....

Slide 5 - Tekstslide

8, 7....

Slide 6 - Tekstslide

5, 4....

Slide 7 - Tekstslide

3, 2....

Slide 8 - Tekstslide

In tien seconden? Echt? Nee, natuurlijk niet; in de film duurt deze scène al gauw twee minuten. De regisseur van de film wijkt af van de werkelijke tijd.

Slide 9 - Tekstslide

Waarom wijkt de regisseur af van de werkelijke tijd?

Slide 10 - Open vraag

Hoe noem je het literaire verschijnsel waarbij de schrijver afwijkt van de werkelijke tijd?

Slide 11 - Woordweb

Noteer in je schrift
Tijdvertraging/ tijdverruiming= 
De tijd wordt trager beschreven dan in werkelijkheid.

Slide 12 - Tekstslide

Noteer in je schrift
 Tijdverdichting/ tijdversnelling =
Tijdverdichting in een schrijftechniek waarbij je langdurige of herhalende gebeurtenissen versneld vertelt. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze zomervakantie ging ik op vakantie naar Italië. Ik bezocht Rome, Florence en Pisa en het hele gezin kwam zongebruind en goedgehumeurd terug.

Slide 14 - Tekstslide

Hoe heet het tegenovergestelde verschijnsel?

Slide 15 - Woordweb

Opdracht
Bekijk de filmtrailer:
  • In welke tijd speelt dit verhaal zich af? 
  • Hoe zie je de verandering in tijd in deze film? 
  • Wat zou volgens jou de vertelde tijd zijn?
Noteer je antwoorden, zodat je deze straks bij de vraag kan invullen.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Hoe weet je dat iemand de hoofdpersoon is?
A
omdat hij / zij dat zegt
B
omdat je in haar/zijn hoofd zit en hij/zij een ontwikkeling doormaakt.
C
je leest wat hij/zij denkt en voelt en je wordt als het ware die persoon
D
omdat hij/zij overal bij is.

Slide 18 - Quizvraag

waar moet je allemaal op letten als je een hoofdpersoon beschrijft?
A
uiterlijk en innerlijk
B
uiterlijk, innerlijk en wat hij/zij zegt en denkt.
C
uiterlijk, innerlijk, wat hij/zij zegt en denkt en wat anderen over hem/haar denken en vertellen.
D
uiterlijk, innerlijk, wat hij/zij zegt en denkt en wat anderen over hem/haar denken en vertellen en leeftijd, geslacht enz.

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

Wie is de hoofdpersoon en hoe weet je dat?

Slide 21 - Open vraag

Beschrijf de hoofdpersoon qua innerlijk en uiterlijk. Noem van elk 2 kenmerken.

Slide 22 - Open vraag

Chronologisch en logisch
We verwachten dat de gebeurtenissen in een verhaal chronologisch, in de juiste volgorde, en logisch zijn. Het hoeft echter niet te betekenen dat alle gebeurtenissen in chronologische volgorde worden verteld. Veel schrijvers kiezen voor een niet-chronologische opbouw, maar brengen met flashbacks en flashforwards wel een verband aan. Een verhaal is geloofwaardig als er een logisch verband is tussen oorzaak en gevolg (causaliteit).

Slide 23 - Tekstslide

Tijd
Verteltijd: de tijd die nodig is om een verhaal te vertellen.
               aantal bladzijdes of regels

Vertelde tijd: de tijd die verstrijkt in het verhaal.
              uren, dagen, weken, maanden, jaren, eeuwen

Kijk naar de volgende trailer: Wat is de verteltijd en wat is de vertelde tijd?

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Je kent het vast wel uit de film: nog tien seconden heeft de held om de bom te ontmantelen! Daar gaan we:
10, 9…
Helaas zit de actieheld vastgebonden op een stoel in het hoofdkwartier van de bad guy, dus hij moet eerst zijn boeien zien los te maken met een glasscherf van een kapotgeslagen whiskeyglas..
8, 7…
We moeten niet vergeten dat de held ook nog de wereld moet redden door op de computer van de schurk de geheime code te kraken waarmee hij de snode plannen weet te voorkomen – na drie keer een verkeerd wachtwoord is het gelukt…
5, 4…
De held rent door het hoofdkwartier en springt een hele trap naar beneden. Onderweg slaat hij drie brede portiers knockout –
3, 2…
en hij is bij de bom en haalt de juiste draadjes los, waardoor de bom onschadelijk is gemaakt. Of niet.

Slide 26 - Tekstslide

Tijdvertraging
In tien seconden? Echt? Nee, natuurlijk niet; in de film duurt deze scène al gauw twee minuten. De regisseur van de film wijkt af van de werkelijke tijd. Zo wordt het verhaal een stuk spannender. Dat doen schrijvers ook wel, op verschillende manieren. Ze laten een personage bijvoorbeeld drie pagina’s nadenken voordat hij antwoord geeft op een vraag. De tijd wordt trager beschreven dan in werkelijkheid; we noemen dat tijdvertraging.

Slide 27 - Tekstslide

Tijdverdichting
Het tegenovergestelde kan natuurlijk ook: Deze zomervakantie ging ik op vakantie naar Italië. Ik bezocht Rome, Florence en Pisa en het hele gezin kwam zongebruind en goedgehumeurd terug. Een hele zomervakantie in drie zinnen!

Slide 28 - Tekstslide

Tijdsprong
Of de verteller maakt een sprong in de tijd: ‘Na de zomervakantie ging ik weer naar school.’ Of er begint een nieuw hoofdstuk en je hoofdpersoon is ineens twee jaar ouder, of aan het eind van zijn leven

Slide 29 - Tekstslide

flashback en flashforward
Een flashback springt terug in de tijd om eerdere gebeurtenissen of situaties te tonen die zich hebben voorgedaan vóór het huidige moment in het verhaal. Dit kan helpen bij het verduidelijken van achtergrondinformatie, motieven of karakterontwikkeling.

 

Een flashforward daarentegen springt vooruit in de tijd om een glimp te bieden van toekomstige gebeurtenissen of situaties. Dit kan spanning opbouwen of vragen oproepen over wat er nog gaat gebeuren in het verhaal.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Verteltijd en vertelde tijd
Volgorde en tijd
Verhaalopbouw
telling
showing
verteltempo
versnelling
vertraging
tijdverdichting
chronologisch
niet-chronologisch
flashback
vooruitwijzing
inleidend begin
gesloten einde
verhaallijn

Slide 32 - Sleepvraag

Ruimte/setting/decor
  • Waar speelt het verhaal zich allemaal af?
  • Sfeer oproepen
  • Thema ondersteunen
  • Opbouw van het verhaal

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Tekstslide

Welk gevoel roept deze ruimte bij je op?

Slide 36 - Open vraag

Een hoofdpersoon is meestal een...
A
round character
B
flat character

Slide 37 - Quizvraag

Harry Potter
A
Flat character
B
Round character

Slide 38 - Quizvraag

Bij welk 'character' zien we het personage altijd een bepaalde ontwikkeling doormaken?
A
round character
B
flat character

Slide 39 - Quizvraag