Onvoorziene situaties

Onvoorziene situaties
oefentoets 
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Onvoorziene situaties
oefentoets 

Slide 1 - Tekstslide

Maatschappelijke crisis
Organisatiecrisis

Persoonlijke crisis
Lichamelijk beperkt raken
een pandemie
Een geweldsmisdrijf veroorzaakt door een bezoeker

Slide 2 - Sleepvraag

Hans krijgt psychotherapie omdat hij denkt dat hij de paus is en ervan overtuigd is dat hij de oorlog in de wereld moet beëindigen. De psychotherapeut stelt vast dat Hans lijdt aan grootheidswaanzin, een psychische aandoening die voorkomt bij mensen die zich juist ernstig minderwaardig voelen.
A
Compenseren
B
Projectie
C
Rationalisatie
D
Reactievorming

Slide 3 - Quizvraag

Bij reactievorming overschreeuwt de zorgvrager het eigenlijke gevoel dat hij heeft met een tegengesteld gevoel. De zorgvrager doet dit op een overdreven manier. Een voorbeeld uit de psychiatrie is grootheidswaanzin. De zorgvrager denkt dan bijvoorbeeld dat hij Jezus is, terwijl hij zich in werkelijkheid ernstig minderwaardig voelt. Wanneer een zorgvrager compenseert, laat hij een nare ervaring opwegen tegen iets prettigs. In reactie op het gebrek aan controle in een crisissituatie kan de zorgvrager zich bijvoorbeeld richten op zaken waar hij wel controle over heeft.

Slide 4 - Tekstslide

Bij teveel spanning of druk kan stress ongezonde vormen aannemen. Als verpleegkundige observeer en meet je of de zorgvrager lichamelijke tekenen van spanning of stress vertoont.
A
Gapen
B
Spierpijn
C
Versnelde ademhaling
D
Zweten

Slide 5 - Quizvraag

Zorgvragers komen niet altijd goed door een crisis heen. Soms is de impact van de crisis zo groot dat de zorgvrager er jaren later nog mee bezig is. Er is dan sprake van een (psycho)trauma.
A
Herbelevingen
B
verhoogde waakzaamheid
C
verlatingsangst
D
vermijdingsreacties

Slide 6 - Quizvraag

Kenmerken van een psychotrauma zijn:

Veelvuldige herbeleving: de zorgvrager heeft last van nachtmerries over de nare gebeurtenis of beleeft overdag opnieuw de emoties die hij tijdens de crisis had.

Vermijdingsreacties: de zorgvrager vermijdt het liefst de prikkels die bij het trauma horen. De zorgvrager probeert gedachten of gesprekken die met het trauma te maken hebben te vermijden. Ook de plaats of personen die hem aan het trauma herinneren vermijdt de zorgvrager.

Verhoogde waakzaamheid: de eerste tijd na de nare gebeurtenis staan de hersenen van de zorgvrager op scherp. De zorgvrager is eigenlijk continu bang dat het weer gebeurt, is uiterst alert, schrikt bij het minste of geringste en heeft moeite zich te ontspannen. De zorgvrager kan moeite hebben met inslapen of doorslapen en is erg prikkelbaar.


Slide 7 - Tekstslide

Zorgvragers komen niet altijd goed door een crisis heen. Soms is de impact van de crisis zo groot dat de zorgvrager er jaren later nog mee bezig is. Er is dan sprake van een trauma.
Geef bij elke bewering over trauma aan of deze juist of onjuist is.
De betekenis van het woord trauma is 'verwonding'.
Lichamelijk contact is belangrijk bij een herbeleving van een zorgvrager.
Traumatriggers zijn vaak sensorisch.
Wanneer de draagkracht van de zorgvrager groter is dan zijn draaglast, is de kans op een trauma groter.

Slide 8 - Poll

Juiste antwoorden:
De betekenis van trauma is verwonding
Traumatriggers zijn vaak sensorisch

Slide 9 - Tekstslide

Trauma betekent 'verwonding'; deze kan lichamelijk en psychisch zijn. De wijze waarop je een zorgvrager die handelt vanuit een trauma begeleidt, verschilt per persoon. De ene zorgvrager vindt een arm om zich heen prettig tijdens een herbeleving, terwijl de ander door jouw aanraking juist verder in de herbeleving raken. 
Het beste is om met de zorgvrager te bespreken wat hem helpt wanneer hij in goeden doen is. Een traumatrigger is een psychologische prikkel die de zorgvrager herinnert aan zijn traumatische ervaring. Traumatriggers zijn vaak sensorisch, wat betekent dat ze met de zintuigen waargenomen worden. De balans tussen draagkracht en draaglast is een beïnvloedende factor bij het ontstaan van een trauma. Wanneer de draaglast van de zorgvrager groter is dan zijn kracht om hiermee om te gaan, vergroot dit de kans op een trauma.
Trauma betekent 'verwonding'; deze kan lichamelijk en psychisch zijn. De wijze waarop je een zorgvrager die handelt vanuit een trauma begeleidt, verschilt per persoon. 
De ene zorgvrager vindt een arm om zich heen prettig tijdens een herbeleving, terwijl de ander door jouw aanraking juist verder in de herbeleving raken. 
Het beste is om met de zorgvrager te bespreken wat hem helpt wanneer hij in goeden doen is. 

Een traumatrigger is een psychologische prikkel die de zorgvrager herinnert aan zijn traumatische ervaring. 
Traumatriggers zijn vaak sensorisch, wat betekent dat ze met de zintuigen waargenomen worden. 
De balans tussen draagkracht en draaglast is een beïnvloedende factor bij het ontstaan van een trauma. Wanneer de draaglast van de zorgvrager groter is dan zijn kracht om hiermee om te gaan, vergroot dit de kans op een trauma.

Slide 10 - Tekstslide

Conflict over het overnemen van een dienst
Conflict waarin men het niet met elkaar eens is over de juiste volgorde van handelen
Conflict waarin de een de ander verwijt geen vertrouwen te hebben.
Belangenconflict
Sociaal-emotioneel conflict
Inhoudelijk conflict

Slide 11 - Sleepvraag

Belangenconflict: hierbij staan botsende persoonlijke belangen centraal. Bijvoorbeeld onenigheid over het vakantierooster van de afdeling, de verdeling van taken of ongelijke beloning voor hetzelfde werk.

Sociaal-emotioneel conflict: hierbij staan gevoelens en emoties centraal. In ieder geval één van de conflicterende partijen voelt zich bijvoorbeeld tekortgedaan, niet begrepen of niet gerespecteerd.

Inhoudelijk conflict: hierbij staat de inhoud centraal. Bijvoorbeeld een verschil van mening of inzicht over een verpleeg- of zorgplan, een verpleegkundige interventie of de bezoekregeling voor naasten van zorgvragers.


Slide 12 - Tekstslide

Margot geeft geen duimbreed toe, ze vindt dat zij recht heeft op vrije kerstdagen. Hoe andere collega's het oplossen, zoeken ze maar uit
A
Samenwerken en oplossen
B
Ontlopen en vermijden
C
aanpassen en toegeven
D
forceren en vechten

Slide 13 - Quizvraag

Laila durft niet voor zichzelf op te komen. Ineens, vanuit het niets, slaat ze met haar vuist op tafel en roept dat zij nu eindelijk eens aan de beurt is. Daarna barst ze in huilen uit
A
Forceren en vechten
B
aanpassen en toegeven
C
ontlopen en vermijden
D
samenwerken en oplossen

Slide 14 - Quizvraag

Als piet de motivatie van de anderen hoort, trekt hij zijn verzoek terug. Volgend jaar beter...
A
ontlopen en vermijden
B
vechten en forceren
C
aanpassen en toegeven
D
samenwerken en oplossen

Slide 15 - Quizvraag

Het team bespreekt met elkaar waar knelpunten precies zitten en komt gezamenlijk tot een oplossing
A
samenwerken en oplossen
B
aanpassen en toegeven
C
vechten en forceren
D
ontlopen en vermijden

Slide 16 - Quizvraag

Niet-effectieve conflicthanteringsstijlen zijn: forceren en vechten, ontlopen en vermijden, aanpassen en toegeven. 

Samenwerken en oplossen is een effectieve conflicthanteringsstijl.

Slide 17 - Tekstslide

Naast conflicthanteringsstijlen zijn er nog een aantal algemene uitgangspunten die kunnen bijdragen aan het oplossen van een conflict en dus effectief zijn.
Onderstaande uitspraken zijn gedaan in een conflictsituatie. Welke van deze uitspraken zijn effectief?
A
" Als ik het dus goed begrijp, vind jij dat ik te snel toegeef"
B
"O. Dat wist ik niet. Eerlijk gezegd heb ik het nooit zo bekeken"
C
"Dat moet jij nodig zeggen, alsof jij nooit eens wat fout doet"
D
"Dat zie je toch echt verkeerd, dat is echt niet zo hoor"

Slide 18 - Quizvraag

Naast deze conflicthanteringsstijlen zijn er nog een aantal algemene uitgangspunten die kunnen bijdragen aan het oplossen van een conflict:

Neem de tijd om een conflict uit te spreken.
Blijf bij het onderwerp.
Probeer je gevoelens en emoties onder controle te houden.
Luister actief naar de ander, laat hem uitspreken en sta open voor zijn belang.
Zoek naar gezamenlijke belangen.
Zoek naar oplossingen die voor beide redelijk zijn.
Gebruik ik-boodschappen.


Slide 19 - Tekstslide

Wat zeker niet helpt bij het komen tot een oplossing is:

weglopen;
anderen bij het conflict betrekken;
andere onderwerpen bij het conflict betrekken;
verwijten maken en jij-boodschappen gebruiken;
niet bereid zijn water bij de wijn te doen;
de slachtofferrol kiezen ('Iedereen is tegen mij');
psychologiseren ('Jij zegt dat nu wel, maar volgens mij ben je bang om …').

Slide 20 - Tekstslide

Als verpleegkundige moet je je grenzen regelmatig en herhaaldelijk aangeven. Er zijn verschillende manieren waarop je dat kunt doen.
In welke van onderstaande voorbeelden wordt op een assertieve manier gereageerd?

A
Ik begrijp dat je dat weekend ook vrij wil, maar ik wil ook graag mijn dochter bezoeken. Zal ik zaterdag de avonddienst doen en jij zondag?
B
Ik begrijp dat je dat weekend ook vrij wil. Ik zou eigenlijk op zaterdag mijn dochter bezoeken, maar dan probeer ik het volgende weekend wel vrij te nemen.
C
Nee, hoor eens, jij kunt dit weekend geen vrij nemen. Ik ga naar mijn dochter, dus deze avonddiensten zijn voor jou.

Slide 21 - Quizvraag

Assertief reageren is de beste manier om je grenzen aan te geven, omdat je dan zowel jezelf als de ander respecteert. Je komt op een rustige, zelfverzekerde manier op voor jouw belangen en behoeften, zonder dat je daarbij de belangen van een ander ontkent of schaadt.

Wanneer je subassertief (2e voorbeeld) reageert, durf je je grens niet aan te geven. Je laat de belangen van een ander zwaarder wegen. Wanneer je agressief (3e voorbeeld) reageert, wil je je eigen belangen en behoeften veiligstellen en negeer of schaad je de belangen van een ander. Je probeert de ander te overheersen.

Slide 22 - Tekstslide

In je werk als verpleegkundige krijg je te maken met intimiteit. Je bevindt je vaak in de intieme zone van een zorgvrager en de zorgvrager in die van jou. Het is daarbij belangrijk dat je weet waar jouw fysieke grenzen liggen en dat je zorgvuldig en respectvol omgaat met de fysieke grenzen van de zorgvrager.
Welke bewering over (ongewenste) intimiteiten is onjuist?
A
Bij intimiteit is sprake van seksuele verlangens en behoeftes
B
een seksueel getinte opmerking is een vorm van seksuele intimidatie
C
Of een bepaalde intimiteit gewenst of ongewenst is, kan je alleen voor jezelf bepalen
D
Een ziektebeeld van de zorgvrager kan zorgen voor seksueel ongeremd gedrag

Slide 23 - Quizvraag

Intimiteit is een lichamelijke of emotionele verbondenheid tussen mensen. Intimiteit en seksualiteit worden onterecht vaak samen genoemd. 
Bij seksualiteit is sprake van seksuele verlangens en behoeftes, die spelen bij intimiteit niet. 

Of een bepaalde intimiteit gewenst of ongewenst is, kan iedereen alleen voor zichzelf bepalen. Als één van beide partijen het gedrag als onaangenaam ervaart, is het ongewenst. 
Seksuele intimidatie kent verschillende vormen; verbaal door seksueel getinte opmerkingen, non-verbaal door gebaren of gezichtsuitdrukkingen en fysiek door aanraking. 
Bij het beoordelen van een situatie is het belangrijk dat je rekening houdt met het ziektebeeld van een zorgvrager. Dementie bijvoorbeeld kan zorgen voor ontremd (seksueel) gedrag. De zorgvrager is er zich dan niet bewust van dat hij grensoverschrijdend gedrag vertoont en is er soms ook niet goed op aan te spreken.

Slide 24 - Tekstslide

Vragen ABCDE +SBARR

Slide 25 - Tekstslide

SBARR?
A
Situation, Background, Assessment Recommendation, Repeat
B
Situation, Before, Assessment, Response, React
C
Situatie, Voorgeschiedenis, Beoordeling, Aanbeveling, Herhaling
D
Situation, Before, Assessment, React, Response

Slide 26 - Quizvraag

Waarom gebruiken wij de SBARR methode bij een zorgvrager?
A
om de vitale situatie in kaart te brengen
B
om methodisch over te dragen
C
Dan weten we wanneer we een arts moeten bellen
D
om goed en efficiënt te rapporteren

Slide 27 - Quizvraag

Bij welke situaties kan de SBARR methode worden toegepast?
A
Bij een overdracht
B
Tijdens een multidisciplinair overleg
C
Bij een artsenvisite
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het doel van een ABCDE vraag?
A
Vaststellen of iemand in direct levensgevaar is
B
Vaststellen wat de ingangsklacht is
C
Vaststellen wie je aan de lijn hebt
D
Kijken of iemand nog in staat is om het alfabet op te noemen

Slide 29 - Quizvraag

Bij ABCD is de B van
A
breathing (ademhaling)
B
bewustzijn
C
blootstelling
D
airway (luchtweg)

Slide 30 - Quizvraag

De E in de ABCDE staat voor:
A
Omgeving
B
Bewustzijn
C
Voorgeschiedenis
D
Allergieen

Slide 31 - Quizvraag

KLAM/KOUD/TRANSPIREREN
A
E
B
B
C
C
D
D

Slide 32 - Quizvraag

Hevige bloedverlies
A
C
B
A
C
B
D
D

Slide 33 - Quizvraag

Stikt
A
A
B
C
C
B
D
D

Slide 34 - Quizvraag

VERLAMMING, (GELAAT OF LEDEMATEN), SPRAAKSTOORNIS ACUUT ONSTAAN, KORTER DAN 4.5 UUR
A
A
B
B
C
D
D
E

Slide 35 - Quizvraag

ADEMT NIET
A
A
B
B
C
E
D
D

Slide 36 - Quizvraag

KAN SPEEKSEL NIET INSLIKKEN
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 37 - Quizvraag

Wat is een teken van een bedreigde circulatie?
A
Grauwe huid
B
Blauwe huid
C
Massale bloeding
D
Alle bovenstaande

Slide 38 - Quizvraag

Iemand is gevallen, waarom is het dan extra belangrijk om de C te controleren
A
Grote kans op infectie
B
Grote kans op een lage bloeddruk
C
Grote kans op een bloeding
D
Grote kans op een hoge bloeddruk

Slide 39 - Quizvraag

Wat zijn redeneerhulpen?
A
Tools om klinische problematiek inzichtelijk te maken
B
leerling verpleegkundigen
C
Je Verpleegkundig gereedschap
D
Je klinische studieboeken

Slide 40 - Quizvraag

Welke redeneerhulp kan jij gebruiken bij de D?
A
AMPLE
B
EWS
C
AVPU
D
SBARR

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Video

Oefenen met casuïstiek

Slide 43 - Tekstslide

Meneer van Dordt is 83 jaar en woont sinds een jaar in het verpleeghuis waar jij stage loopt. 
Sinds een maand is hij steeds ontzettend boos na het bezoek van zijn vrouw, die elke dag komt. 
Hij loopt dan te vloeken en te tieren en schopt naar alles wat in de weg loopt. Bewoners zijn er bang van. 
Zijn vrouw gaat altijd weg zonder gedag te zeggen, omdat hij daar vreselijk verdrietig van wordt en mee naar huis wil.

Vandaag is het zo erg, dat meneer van Dordt jou heel hard in je bovenarm knijpt als je hem gerust wilt stellen.
1. Wat doe je op het moment dat je geknepen wordt?
2. Wat kun je aan de situatie doen? Wat zou een blijvende oplossing kunnen zijn?
3. Heb je weleens te maken gehad met agressie op je stage? Wat gebeurde er en hoe is het opgelost? Of is het niet opgelost?

Slide 44 - Tekstslide

Oefenen SBARR gesprek

-Beschrijf de ABCDE
- Welke vragen stel je in de ABCDE
- Oefenen SBARR gesprek

Slide 45 - Tekstslide

Extra casus
Mw. de Hong woont in woonzorgcentrum het Buitenhof. Zij heeft last van pijnlijke knieën door artritis. Door de dood van haar man beleeft ze weinig levensvreugde. Zij is verbitterd geraakt. Ze heeft de neiging zich terug te trekken in plaats van aan te geven wat ze nodig heeft.
Jij gaat haar deze ochtend helpen bij de ADL.
Ze is humeurig en beklaagt zich dat het eten niet lekker was en dat niemand tijd heeft voor de zorgvrager in dit zorgcentrum

Slide 46 - Tekstslide