Ik kom nu hw checken bij: Déjan, Stijn, Haris, Steijn, Feline, Valerie, Sam, Olivier en Gijs.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Op tafel:
Laptop (ingelogd op LessonUp)
Stencil vorige week met twee hw-opdrachten
Lesbrief
Iets om mee te schrijven.
Ik kom nu hw checken bij: Déjan, Stijn, Haris, Steijn, Feline, Valerie, Sam, Olivier en Gijs.
Slide 1 - Tekstslide
Wat willen we bespreken van het huiswerk?
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Tekstslide
Verdienen & Uitgeven
Hoofdstuk 3: De structuur
3.1 groeifactoren
3.2 productiefactoren (kano)
3.3 Inkomensongelijkheid en structuur
Slide 4 - Tekstslide
BBP
Slide 5 - Woordweb
H3: De Structuur (p. 27)
Structuur => de manier waarop iets in elkaar zit
Structuur economie => AANBODKANT/productie de kwaliteit en kwantiteit van de productiefactoren (KANO)
Hoeveel KAN er geproduceerd worden
Slide 6 - Tekstslide
Bruto Binnenlands Product (BBP)
De hoogte van het BBP wordt bepaald door 2 factoren:
1- de productiecapaciteit (= aanbodzijde = structuur)bestaat uit de maximale productie van alle productiefactoren in een land 2- de bestedingen (= vraagzijde = conjunctuur) komen van de 4 sectoren in de economische kringloop (consumenten, bedrijven, overheid en buitenland: Y = C + I + O + (E - M)
Slide 7 - Tekstslide
Bruto Binnenlands Product (BBP)
Slide 8 - Tekstslide
Productiecapaciteit (structuur)
De grootte van de productiecapaciteit (structuur)
wordt bepaald door de kwantiteit (omvang)
en de kwaliteit van de productiefactoren (KANO):
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap
Slide 9 - Tekstslide
3.2 Productiefactoren
1. De productiefactor Arbeid
De omvang (kwantiteit) van de productiefactor Arbeid wordt bepaald door:
de omvang van de bevolking (zoals geboortes, immigratie en emigratie)
de samenstelling van de bevolking (zoals vergrijzing)
de wetgeving (zoals leerplichtleeftijd en pensioenleeftijd)
De arbeidsproductiviteit (kwaliteit) wordt bepaald door:
de mate van scholing
de efficiëntie (doelmatigheid) van de organisatie
de mate van mechanisering, automatisering en digitalisering
maatschappelijke factoren ( zoals de arbeidsmentaliteit, rechtstaat, corruptie)
(= hoeveel wordt er PER WERKNEMER geproduceerd binnen een bepaalde tijd?)
--> Invloed op loonkosten per product
Slide 10 - Tekstslide
Een televisiefabriek produceert 180 tv's per maand. In de fabriek werken 12 werknemers die in totaal een €24.000 per maand krijgen. Berekende arbeidsproductiviteit en de loonkosten per werknemer per maand.
A
ABP = 15 tv´s
Loonkosten = €133,33
B
ABP = 3,75 tv's
Loonkosten = €2.000
C
ABP = 3,75 tv's
Loonkosten = €133,33
D
ABP = 15 tv's
Loonkosten = €2.000
Slide 11 - Quizvraag
Wat zijn de loonkosten per tv? (Per maand worden 180 tv's geproduceerd, totale loonkosten bedragen €24.000)
A
€133,33
B
€150
C
€75
D
€125
Slide 12 - Quizvraag
Indexcijfer loonkosten per product
Indexcijfer loonkosten = indexcijfer loonkosten per werknemer x 100
Indexcijfer arbeidsproductiviteit
Stel de loonkosten per werknemer stijgen met 10% en de arbeidsproductiviteit blijft gelijk. Dan is het indexcijfer van de loonkosten per product --> 110 : 100 x 100% = 110 --> loonkosten per product stijgen met 10%
Slide 13 - Tekstslide
Indexcijfer loonkosten per product
Indexcijfer loonkosten = indexcijfer loonkosten per werknemer x 100
Indexcijfer arbeidsproductiviteit
Stel de loonkosten per werknemer stijgen met 9% en de arbeidsproductiviteit met 5%. Dan is het indexcijfer van de loonkosten per product --> 109 : 105 x 100% = 103,8
Dit komt samen bij Investeren: met geleend geld worden kapitaalgoederen gekocht
Meer & betere kapitaalgoederen --> meer produceren.
Nieuwe & betere productie (processen) --> innovaties
Door mechanisatie en automatisering --> hogere ABP (ArBeidsProductiviteit) --> loonkosten per product dalen --> verkoopprijs daalt --> betere concurrentiepositie
Innovaties: arbeidsbesparend en/of kapitaalbesparend en milieubesparend
Slide 16 - Tekstslide
Ga nu maken:
Opgave 3.7 + 3.8
Slide 17 - Tekstslide
Product- en procesinnovatie
Productinnovatie heeft te maken met de verbetering van het product dat mensen kopen.
Procesinnovatie heeft te maken met de manier waarop een proces (bijvoorbeeld een productiemethode of een verwerkingsmethode) wordt verbeterd.
Als voorbeeld de steeds verbeterde versie van de smartphones, elke nieuwe versie is een verbetering van de oude versie.
Dit kan zijn vanwege een kostenbesparing, maar ook vanwege duurzaamheid of milieu. Meestal gaat het erom dat naarmate er meer geautomatiseerd wordt, de productie per stuk steeds goedkoper wordt. Maar het kan ook zijn dat er wordt gestreefd naar minder energieverbruik in het proces, of minder vervuiling bij de productie, etc.
Slide 18 - Tekstslide
3.9
PROCESINNOVATIE
PRODUCTINNOVATIE
Betere camera op smartphone
Automatisch luchtvochtigheid bepaling kassen
IDEAL betalingen
Metselmachine
Klimaatneutrale woning
Hamburgersmaak kauwgum
Slide 19 - Sleepvraag
3. De productiefactor Natuur
De omvang en kwaliteit van de productiefactor Natuur is moeilijker te beïnvloeden, maar heeft wel veel invloed op de productie.
(Spanje: sinaasappels, Koeweit: olie)
Slide 20 - Tekstslide
Ga nu maken:
Opgave 3.12
Slide 21 - Tekstslide
4. De productiefactor Ondernemerschap
De omvang (kwantiteit) en de kwaliteit van de productiefactor Ondernemerschap kun je beschouwen als een eigenschap van de productiefactor Arbeid, denk hierbij aan:
zorgen voor een efficiënte organisatie
maken van goede investeringskeuzes
vergroten van de productiecapaciteit o.b.v. de productiefactor waar een tekort aan is