3 kader pincode 7e ed hoofdstuk 6.4 deel1

3 kader hoofdstuk 6.4 deel 1
Economie pincode 7e editie H6.4

Pak je boek en tablet/ ipad of laptop erbij en ga naar lessonup.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

3 kader hoofdstuk 6.4 deel 1
Economie pincode 7e editie H6.4

Pak je boek en tablet/ ipad of laptop erbij en ga naar lessonup.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

vraag 10a van 6.3?Soufyan verkoopt computergames. In april heeft hij een omzet van € 8.200. De inkoopwaarde van de games is € 3.250. De bedrijfskosten in april zijn € 2.830.
Wat is de bruto winst?

Slide 4 - Open vraag

vraag 10b van 6.3.Soufyan verkoopt computergames. In april heeft hij een omzet van € 8.200. De inkoopwaarde van de games is € 3.250. De bedrijfskosten in april zijn € 2.830.
Wat is het netto resultaat?

Slide 5 - Open vraag

Vraag 10c van 6.3. Soufyan verkoopt computergames. In april heeft hij een omzet van € 8.200. De inkoopwaarde van de games is € 3.250. De bedrijfskosten in april zijn € 2.830. Is dit een netto winst of netto verlies?
A
Netto winst
B
Netto verlies

Slide 6 - Quizvraag

Vraag 11 6.3
Lars verkoopt in een jaar 420 e-bikes voor € 2.350 per stuk. Wat is de omzet?

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 2 van 6.4
Variabele kosten
Vaste kosten

Afschrijving van de machines
Cement en stenen
Huur van de opslagloods
Loon van de directeur
transportkosten

Slide 10 - Sleepvraag

Kostprijs
Vaste kosten
Totale kosten +
Kostprijs
vaste kosten        € 2,00
Variabele kosten€ 0,50 
Totale kostprijs    € 2,50

Slide 11 - Tekstslide

Een bakkerij maakt 2.000 broodjes in de week. De vaste kosten zijn 400 euro per week. Hoeveel is dat per broodje?
A
€ 0.40
B
€ 5,-
C
€ 0,20
D
€ 2,00

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Wat is onjuist?
De productiecapaciteit is afhankelijk van ...
A
het aantal werknemers
B
het aantal uren dat de werknemers werken
C
de prijs is van het product
D
het aantal machines die worden gebruikt

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
Afmaken opgaven tot en met 7 van 6.4

Slide 17 - Tekstslide