Leesvaardigheid blok 1 vwo 4 19/20

Leesvaardigheid periode 1
Focuspunt: publiek en doel 
Theorienummers
[1] Woordraadstrategieën en woordenboek
[3] Manieren van lezen
[4] Onderwerp, deelonderwerp en hoofdgedachte
[5] Titel, ondertitel en tussenkopjes
[6] Alinea en kernzin
[7] Citeren en eigen woorden
[8] Schrijfdoelen, tekstsoorten en tekstvormen
[9] Feitelijke en waarderende uitspraken
[10] Intentie van de schrijver

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid periode 1
Focuspunt: publiek en doel 
Theorienummers
[1] Woordraadstrategieën en woordenboek
[3] Manieren van lezen
[4] Onderwerp, deelonderwerp en hoofdgedachte
[5] Titel, ondertitel en tussenkopjes
[6] Alinea en kernzin
[7] Citeren en eigen woorden
[8] Schrijfdoelen, tekstsoorten en tekstvormen
[9] Feitelijke en waarderende uitspraken
[10] Intentie van de schrijver

Slide 1 - Tekstslide

Tekstdoelen

Slide 2 - Woordweb

Activiteit 1
  • Op Google Classroom staat een document met 7 artikelen. Elk artikel heeft een van de tekstdoelen die hiernaast staan.
  • Tijd: 3 minuten (individueel)
  • Overleg in het groepje: 2 minuten 

De tekstdoelen:
  • Informeren
  • Instrueren
  • Uiteenzetten
  • Overtuigen
  • Beschouwen
  • Activeren
  • Amuseren

Slide 3 - Tekstslide

Bespreking activiteit 1 
Hoe bepaal je in een korte tijd welk tekstdoel een tekst heeft? 
  • Orienterend kezen --> lay-out  --> doel: indruk van de tekst krijgen
  • Globaal lezen --> kernzinnen --> doel: hoofdzaken uit de tekst halen 
  • Intensief lezen -->  hele tekst  lezen-> doel: tekst begrijpen
  • Kritisch lezen  --> informatie/argumenten  beoordelen--> doel: beoordelen

Slide 4 - Tekstslide

Drugsgebruik Nederland

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Link

Theorie schrijfdoelen 
  • Een tekst heeft vaak meerdere doelen, probeel te bepalen welk doel het meest prominent is.
  • Een aantal schrijfdoelen zijn vaak moeilijk van elkaar te onderscheiden:
    [1] informeren, uiteenzetten en beschouwen [2] overtuigen en activeren

Slide 7 - Tekstslide

Informeren, uiteenzetten en beschouwen 
NB: in alle drie de schrijfdoelen neemt 'informeren' een belangrijke plek in. 
Wat is dan het verschil:
  • Informeren --> louter feiten geven
  • Uiteenzetten --> feiten geven en de samenhang daartussen (hoe komt het dat)
  • Beschouwen --> verschillende kanten van een onderwerp belichten, verschillende sprekers komen aan bod 

Slide 8 - Tekstslide

Overtuigen en activeren
NB: bij beide schrijfdoelen neemt 'overtuigen' een belangrijke plek in.
Wat is dan het verschil:
  • Overtuigen --> de schrijver probeert haar mening als 'de waarheid' over te brengen, je wordt ervan overtuigd hetzelfde te denken
  • Activeren --> je wordt overtuigd om een bepaald product te gebruiken, het element activeren komt tot uiting als wordt opgeroepen dit product te kopen. 

Slide 9 - Tekstslide

Snuiven en slikken is heel gewoon 
  • Lees inleiding en slot, noteer het onderwerp van de tekst
  • Lees de tekst globaal: markeer de kernzinnen per alinea, markeer belangrijke signaalwoorden per alinea . Noteer de hoofdzaken van de tekst. 
  • Lees de tekst intensief: markeer woorden die je niet kent, markeer een aantal verwijswoorden. Noteer de hoofdgedachte van de tekst.
  • Lees de tekst kritisch: is de informatie juist, volledig en actueel? 
  • Gebruik de volgende symbolen: V = dit wist ik al, ? = hier heb ik een vraag bij, N = dit is nieuw voor me, X = hier ben ik het niet mee eens 

Slide 10 - Tekstslide

Discussie
Bekijk het filmpje en noteer:
- Wat doen de sprekers naast het noemen van hun eigen argumenten? 
- Wat doet de discussieleider? Wat voor vragen stelt hij? 
- Wat kan er beter in deze discussie? 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Discussie 
Stelling: er moet opgetreden worden tegen de normalisering van drugsgebruik 
Rollen:
- Voorzitter (openen en leiden)
- Voorstanders
- Tegenstanders
Stap 1: bedenk zoveel mogelijk voor- en tegenargumenten bij de stelling (afhankelijk van je positie)
Stap 2: de voorzitter opent de discussie met het noemen van de stelling
Stap 3: de discussie kan starten
Stap 4: de voorzitter zorgt ervoor dat er per keer 1 iemand tegelijk spreekt 
Stap 5: de sprekers zorgen ervoor dat ze niet alleen hun eigen argument  aandragen, maar dat ze ingaan op de argumenten van de voor- en tegenstanders
Stap 6: de groep tot een compromis 

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk 
Maak de startopdrachten 'Weten' en 'Kunnen' 

Slide 14 - Tekstslide