H8.1 GLTL

Herhaling 8.1 / 8.2
8.1 Waarom de grens over?
8.2 Wereldwijde handel
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling 8.1 / 8.2
8.1 Waarom de grens over?
8.2 Wereldwijde handel

Slide 1 - Tekstslide

8.1 Waarom de grens over?
Nederlandse bedrijven kopen producten uit het buitenland. Dat noem je importeren. Daar hebben we een aantal redenen voor:
  • Sommige landen kunnen bepaalde goederen goedkoper produceren.
  • Bepaalde grondstoffen komen niet of weinig voor.
  • Sommige landbouwgewassen groeien niet goed in ons klimaat.
  • Consumenten willen meer keuze uit producten en merken hebben.

Slide 2 - Tekstslide

Klimaat
Grondstoffen
Meer keuze
Goedkoper produceren

Slide 3 - Sleepvraag

Exporteren is het verkopen van producten aan het buiteland. Waarom doen we dit? Welk antwoord hoort er niet bij.
A
Meer inkomsten
B
Meer werkgelegenheid
C
Minder concurrentie
D
Meer verkoopmogelijkheden

Slide 4 - Quizvraag

Uitleg antwoord
Veel producten die Nederlandse bedrijven maken, exporteren zijn naar het buitenland. Waarom? Simpelweg omdat ze dan meer verkopen dan wanneer ze alleen in Nederland goederen zouden verkopen. Export is goed voor de Nederlandse bedrijven. Het levert meer inkomsten en werkgelegenheid op.
Een deel van onze export bestaat uit goederen die we eerst importeren en daarna weer onbewerkt doorverkopen aan het buitenland. Dit noem je wederuitvoer.

Slide 5 - Tekstslide

In 2021 exporteerde Nederland 944 miljoen kilo rundvlees voor gemiddeld € 1,45 per kilo. Bereken de uitvoerwaarde van rundvlees.
A
€ 1.368.800.000
B
€ 1.468.800.000
C
€ 1.568.800.000
D
€ 1.668.800.000

Slide 6 - Quizvraag

Uitleg antwoord
De export levert geld op. Het bedrag dat we verdienen met de export, noem je de uitvoerwaarde. De import kost ons juist geld. Al het geld dat we daarvoor betalen, noem je de invoerwaarde.
Of de export en import in evenwicht zijn, kun je zien op de betalingsbalans.

Slide 7 - Tekstslide

De invoerwaarde is € 506 miljoen. Is er een tekort of overschot op de betalingsbalans?
Overschot
Tekort

Slide 8 - Poll

Het nationaal inkomen van Nederland is 818 miljard. De invoerwaarde is € 312 miljard en de uitvoerwaarde is € 543 miljard. Bereken het importpercentage.
A
38,14%
B
39,14%
C
20,14%
D
21,14%

Slide 9 - Quizvraag

Uitleg antwoord
Alle inkomens in een land vormen samen het nationaal inkomen. In Nederland verdienen we een groot deel van het nationaal inkomen met export. Daaraan zie je dat Nederland een open economie heeft. Aan de andere kant geven we een groot deel van ons nationaal inkomen uit aan de import. Landen die naar verhouding weinig in-en uitvoeren hebben een gesloten economie.

Slide 10 - Tekstslide

Nederland heeft een sterke internationale concurrentiepositie. Hoe komt dit?

Slide 11 - Open vraag

Uitleg antwoord
Om goederen te exporteren moeten Nederlandse bedrijven concurreren met bedrijven in het buitenland. Dat doen ze door producten te leveren van een goede kwaliteit en voor een aantrekkelijke prijs. Nederland heeft om die reden een sterke internationale concurrentiepositie. Dat komt vooral door de goede infrastructuur en goed onderwijs.

Slide 12 - Tekstslide

Welke stelling(en) zijn juist?
I: Internationale arbeidsverdeling houdt in dat ieder land zelf alle producten maakt.
II: Shell, Ikea en McDonald's zitten verspreid over de hele wereld. Dit is een gevolg van globalisering.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Uitleg antwoord
Ieder land maakt waar het goed in is. Dit noem je internationale arbeidsverdeling. Hierdoor kan iedereen kiezen uit de beste producten tegen de laagste prijzen.
De toename van wereldwijde contacten en handel noem je globalisering. Een gevolg van globalisering is dat er steeds meer internationale bedrijven zijn die niet aan één land gebonden zijn. Shell, Ikea en McDonald’s zijn voorbeelden van dit soort multinationals.

Slide 14 - Tekstslide