In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 85 min
Onderdelen in deze les
Opfriscursus grammatica
pv
zinsdelen
wwg/nwg
o
lv?
mv?
bwb
bvb
bijstelling
vzv
Slide 1 - Tekstslide
Wat weten we nog?
pv
zinsdelen
wwg/nwg
o
lv?
mv?
Slide 2 - Tekstslide
Onderstreep de pv, verdeel de zin in zinsdelen en benoem de zinsdelen. De burgemeester van Amsterdam heeft gisteren lintjes uitgedeeld aan de moedige brandweermannen.
Slide 3 - Open vraag
Bijwoordelijke bepaling
Zinsdelen als met zijn mobiele telefoon, aan de bomen, eindelijk
Zeggen iets over de handeling of de toestand in de zin.
Waar, wanneer en/of waarom iets gebeurt.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Bijwoordelijke bepaling
Om snel de bijwoordelijke bepaling te vinden, stel je vragen als: waar, wanneer, waardoor, waarmee, waarnaar, wanneer, hoe, hoeveel?
Een bijwoordelijke bepaling begint vaak met een voorzetsel.
Als de vraagwoorden waar, wanneer, waardoor, waarmee (enzovoort) aparte zinsdelen zijn, zijn dat ook bijwoordelijke bepalingen.
Zinsdelen die je gemakkelijk kunt weglaten als ook, wel, niet en toch zijn ook bijwoordelijke bepalingen.
Slide 6 - Tekstslide
Voor de wedstrijd heeft de trainer de spelers toegesproken.
Slide 7 - Open vraag
Het tweede beeldscherm is gisteren eindelijk aangesloten.
Slide 8 - Open vraag
De docent wiskunde heeft Amber na het laatste uur extra uitleg gegeven.
Slide 9 - Open vraag
Voorzetselvoorwerp
Het voorzetselvoorwerp (vzv) begint altijd met een voorzetsel.
Dit voorzetsel is een vast voorzetsel bij een zelfstandig werkwoord van de zin.
Je kunt het niet of bijna niet vervangen door een ander voorzetsel.
Slide 10 - Tekstslide
op
naar
bij
aan
over
Streven
Hopen
Twijfelen
Klagen
Aankomen
Slide 11 - Sleepvraag
Voorzetselvoorwerp
Op een hete dag snakt iedereen naar een beetje verkoeling.
Je stemt toch ook op mijn broer?
Slide 12 - Tekstslide
Verschil bijwoordelijke bepaling en voorzetselvoorwerp
Een voorzetselvoorwerp begint net als veel bijwoordelijke bepalingen met een voorzetsel. De zinsdelen lijken veel op elkaar, maar er zijn verschillen.
Als het voorzetsel letterlijk iets over een plaats of een tijd zegt, is het een bijwoordelijke bepaling. Bijvoorbeeld: Het broedkastje hangt in de boom.
Als het voorzetsel door een ander voorzetsel kan worden vervangen, is het een bijwoordelijke bepaling. Bijvoorbeeld: Ik wacht op / naast / achter / in de winkel.
Slide 13 - Tekstslide
De verkoper reageerde erg snel op de vraag van die mevrouw.
Slide 14 - Open vraag
Maak een zin met 'vertrouwen op'. Ontleed daarna je eigen zin.
Slide 15 - Open vraag
Bijvoeglijke bepaling
Geen apart zinsdeel, maar een deel van een zinsdeel.
Een bijvoeglijke bepaling zegt iets over het kernwoord (meestal zelfstandig naamwoord in het zinsdeel)
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Zet een bijvoeglijke bepaling voor en achter het zinsdeel "In de vuilnisbak". In de vuilnisbak vond ik het uittreksel terug.
Slide 18 - Open vraag
Zet een bijvoeglijke bepaling voor en achter het zinsdeel. Gelukkig kan ik de leerstof nu snel leren.
Slide 19 - Open vraag
Bijstelling
De bijstelling is geen zinsdeel, maar een deel van een zinsdeel.
Een bijstelling is eenvoudig te herkennen, want hij staat altijd tussen komma’s, of na een komma achter het zelfstandig naamwoord.
Hij noemt dezelfde zaak of persoon nog een keer, maar dan met andere woorden.
Slide 20 - Tekstslide
Bijstelling
Mevrouw Vlaming, mijn docente geschiedenis, is uitgeroepen tot de leukste docent van het jaar.
In Rome, de schitterende hoofdstad van Italië, hebben we afgelopen zomer het bottenmuseum bezocht.