In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Nederlands 6-3
Wat gaan we doen deze lessen?
Spullen op tafel
Lezen in leesboek
Datum proefwerk Taalverzorging + Woordenschat
Voltooid deelwoord uitleggen
Zelfstandig werken
Slide 1 - Tekstslide
Datum proefwerk
Proefwerk Taal en Woordenschat
H1,2,3 Woordenschat (oranje)
H1,2,3 Taalverzorging (paars)
Slide 2 - Tekstslide
DOEL
VOLTOOID DEELWOORD
- je kunt voltooide deelwoorden correct spellen
Slide 3 - Tekstslide
VOLTOOID DEELWOORD
Je weet hoe je de persoonsvorm vindt en schrijft. Naast de persoonsvorm kunnen er nog meer werkwoorden in het zin staan, bijvoorbeeld een VOLTOOID DEELWOORD (vd).
Als er een voltooid deelwoord in de zin staat, is de pv meestal een vorm van zijn, hebben of worden.
Slide 4 - Tekstslide
VOLTOOID DEELWOORD
VB: Het vliegtuig is op Schiphol geland.
pv= is
vd= geland
VB: Robin heeft geen straf gekregen.
pv=heeft
vd=gekregen
Slide 5 - Tekstslide
Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin: Karin is naar Zaandam verhuisd.
Slide 6 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin: Mijn vriendin heeft haar kamer alweer veranderd.
Slide 7 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin: Waarom heb jij hem geloofd?
Slide 8 - Open vraag
voltooid deelwoord kort samengevat
Een voltooid deelwoord begint vaak met be-, ge-, ver- of ont-.
Een voltooid deelwoord eindigt op:
-d
-t
-en
Slide 9 - Tekstslide
voltooid deelwoord kort samengevat
Een zwak werkwoord eindigt op een -d of een -t.
Als je niet weet of het voltooid deelwoord op een -t of een -d eindigt, dan kun je het langer maken (in de verleden tijd).
Ik heb gerend. (want rende)
Ik heb gefietst. (want fietste)
Ik heb gepakt. (want pakte)
Uiteraard kun je ook 't kofschip gebruiken om te weten hoe je het voltooid deelwoord schrijft.
Slide 10 - Tekstslide
voltooid deelwoord kort samengevat
Een voltooid deelwoord van een sterk werkwoord is makkelijker om te schrijven, maar misschien moeilijker om te onthouden.
gelopen
geslapen
bedrogen
Slide 11 - Tekstslide
Mijn broertje heeft heel lang (geloven) dat spoken bestaan.
Slide 12 - Open vraag
De broodjes in de kantine zijn altijd dik (beleggen).
Slide 13 - Open vraag
De gevallen soldaat werd (herdenken).
Slide 14 - Open vraag
De invaldocent heeft over het algemeen goed (lesgeven).
Slide 15 - Open vraag
Tinca heeft de vakantiefoto's perfect (afdrukken).